Middle EastWorld

Wij hadden een kans

By Wednesday 31 May 2006 No Comments

Op 5 juni jongstleden hield de journaliste Amira Hass in De Balie in Amsterdam een lezing over het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Hass is de enige Israëlische journaliste die permanent is gevestigd in bezet gebied (Westoever) en van daaruit rapporteert. Onderstaande lezing is lang, maar uitermate scherp en boeiend, en beschrijft de schokkende gevolgen van de bezetting en de hopeloze situatie waarin miljoenen Palestijnen zitten.


Wij hadden een kans
Op 5 juni jongstleden hield de journaliste Amira Hass in De Balie in Amsterdam een lezing over het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Hass is de enige Israëlische journaliste die permanent is gevestigd in bezet gebied (Westoever) en van daaruit rapporteert. Onderstaande lezing is lang, maar uitermate scherp en boeiend, en beschrijft de schokkende gevolgen van de bezetting en de hopeloze situatie waarin miljoenen Palestijnen zitten.
Ik geloof dat één van de belangrijkste redenen voor het uitbreken van de Intifada ligt in het feit dat de wereld sinds Oslo (1993) niet geluisterd heeft naar de Palestijnen en wanneer ik de wereld noem heb ik het over de Israëlische vredesbeweging, alle strijders voor vrede over de hele wereld die oprecht wilden geloven dat hun geld en inspanningen het vredesproces dienden. De werkelijkheid was daarmee nogal in tegenspraak, en daar hebben veel Palestijnen, sommige Israëli’s en ook ik in mijn artikelen de aandacht op proberen te vestigen, een verschil tussen de prachtige woorden over vrede en de voldongen feiten die in de werkelijkheid worden gecreëerd in de Palestijnse gebieden. Ik geloof dat het uitbreken van de Intifada, die aanvankelijk een spontane daad was, een noodkreet was. Er bestaan chassidische verhalen waarin mensen schreeuwen, maar er niemand luistert en hier ging het om de noodzaak voor zo’n schreeuw (met in het begin stenen), gericht tot de wereld, tot Israël, tot het Israëlische vredeskamp en ook tot het Palestijns gezag, die allen doof waren voor eerdere waarschuwingssignalen. De uitleg van zowel het Palestijns Gezag in gesprekken met haar eigen achterban om die ervan te overtuigen de Oslo-akkoorden te aanvaarden, en de uitleg van de Vrede Nu beweging in Israël, was dat aan het eind van de lange weg er de stichting van een Palestijnse staat zou zijn, globaal binnen de grenzen van 1967, met Jeruzalem als hoofdstad.

Zó was het opgevat door de Palestijnse bevolking én door het Israëlische vredeskamp. Aanvaard was dat Israël zich geleidelijk zou terugtrekken en aldus een eind aan de bezetting zou maken; weliswaar niet een onmiddellijk eind, maar in ruil voor een onmiddellijk einde aan Palestijns geweld en terroristische aanslagen, en een uiterste inspanning van Arafat en het Palestijns Gezag om die groeperingen die tegen het vredesproces waren daarvan te laten afzien. Zó was de algemene uitleg en zó was de lijn van onderhandelingen en de geplande uitvoering van de besluiten. Voor de terugtrekking zou er vanzelfsprekend een overdracht van het burgerlijk bestuur aan de Palestijnen plaatsvinden.

De algemene uitleg van onze actuele geschiedenis spreekt van een langzaam maar zekere vooruitgang ondanks allerlei problemen, en die waren er zélfs tijdens Rabin en Peres, zélfs nadat Rabin vermoord was: dan weer vooruitgang, dan weer stilstand, dan weer zelfmoordaanslagen die Israël ertoe brachten de terugtrekking van de Westoever te vertragen, maar beide partijen waren op weg naar hetzelfde einddoel: een Palestijnse staat! Zelfs onder Netanyahu werden de onderhandelingen voortgezet.


Een verloren gouden kans

Toen Barak aantrad werd een begin gemaakt met onderhandelingen over een definitieve regeling. Vrijwel iedereen dacht dat alles naar wens verliep, “we zijn er bijna”. Barak behoorde tot de Arbeiderspartij en omdat iedereen van mening was dat die voor een twee-staten oplossing was, heerste er groot vertrouwen dat de zaak tot een goed einde gebracht zou worden.

En toen kwam Camp David. En de geschokte wereld zag een zeer koppige Arafat die “nee” zei. De algemene mening was dat Arafat in Camp David een gouden kans op een Palestijnse staat naast Israël had vergooid en zich in de laatste fase van de onderhandelingen een lafaard had betoond.

Ik wil u een andere versie aanbieden, een ander verhaal over de laatste tien jaren, waarin ik stel dat Israël een gouden kans aan het verliezen is, niet de Palestijnen.

Dát Israël, wij, mijn gemeenschap, mijn familie, mijn vrienden, verliest een gouden kans de banden met haar koloniale geschiedenis en haar koloniale karaktertrekken te verbreken, die de laatste 35 jaar hoe langer hoe zichtbaarder zijn geworden.

Wij zijn bezig de kans te verliezen een begin te maken met een normaal leven in een regio die ons accepteert, naast een volk dat ons accepteert of liever, ons tot voor twee jaar accepteerde.

Tegelijkertijd was het een fout van de Palestijnen om Israël in de jaren vijftig, zestig te beschouwen als niets anders dan een koloniaal verschijnsel, en het Zionisme te zien als een product van de Europese koloniale bewegingen. Natuurlijk heeft het Zionisme zich ontwikkeld in de periode van het Europees kolonialisme, maar zowel de Zionisten als de vurige tegenstanders van het Zionisme vergaten dat het Zionisme een antwoord was dat door slechts een minderheid van de Joden aanvaard werd, want de Joden in Europa voelden zich van nature thuis in de diaspora. Wij zijn een volk van de diaspora en er zijn door Joden zoveel andere wegen gevonden om antisemitisme en vervolging te bestrijden: assimilatie, emigratie, communisme, socialisme, orthodoxie, teveel om op te noemen en Zionisme was een reactie van de minderheid.

De dingen ontwikkelden zich zoals ze deden en we kunnen de stichting van de staat Israël niet los zien van de Holocaust en van het feit dat de diaspora (Europa en Rusland) ons eruit schopte. Ik wil niet beweren dat deze geschiedschrijving door de Palestijnen aanvaard wordt, wél waren ze tot een punt gekomen waarop ze Israël niet meer als een product van kolonialisme beschouwden, zoals Zuid-Afrika. Ze hebben aanvaard, zij het niet met vreugde, dat het ging om een volk dat geen andere plek had om naar toe te gaan, “dus we moeten wel met elkaar leven en een begin maken met een normaal leven.” Maar daarmee is de ramp die in 1948 over de Palestijnen kwam nog wel een feit. Dit kan niet worden uitgewist met één volzin zoals Barak dacht; het ondertekenen van een document, en daarmee een geheel verleden uitwissen, dat kan niet! En nu vormen de Palestijnen een volk van vluchtelingen.

Wij hadden een kans om, door aanvaarding van de “twee-statenoplossing” binnen de strikte grenzen van 1967, zoals het merendeel van de Palestijnen deed, te beginnen het conflict op een verstandige manier aan te pakken. Hoe het zou eindigen wist niemand, maar met verstand en geweldloos handelen was er uitzicht op een goede afloop voor beide staten. Maar sinds Oslo heeft Israël die kans gesaboteerd.

Politiek van de “afsluiting”

De jaren sinds Oslo kenden twee hoofdkarakteristieken, en ik beoordeel de historie niet naar de woorden die gesproken worden, niet naar de verklaringen en beloftes, maar aan de hand van concrete ontwikkelingen. Wanneer ik aldus kijkend naar de tien jaar na Madrid en Oslo een oordeel geef over de Israëlische politiek zie ik twee hoofdkenmerken: één is de voortdurende uitbreiding van de (bestaande) nederzettingen en de bevolkingstoenames aldaar, gekoppeld aan de massale bouw van (nieuwe) nederzettingen, in mindere mate tijdens Rabin, tijdens Netanyahu en Barak in versneld tempo, maar vrijwel steeds vergezeld van de constructie van een zeer doordacht netwerk van wegen dat Israël met de nederzettingen verbindt op zo’n manier, dat het van het oorspronkelijke mandaatgebied Palestina (en Eretz Israël) van de Jordaan tot aan de zee één staat maakte. De infrastructuur, aangelegd in de vroege zeventiger jaren, maar meer nog in de tien jaren vrede sinds de gesprekken in Madrid en Oslo is de infrastructuur van één staat. Want wanneer er een reeks nederzettingen is vanaf de oostelijke grens van het land, langs de Jordaanvallei, nederzettingen die onderling verbonden zijn door wegen, een waterleidingsysteem, een elektriciteitsnet en een telefoonnet, alle ook weer verbonden met Israël zelf, dan is iedere nederzetting, hoe afgelegen ook, een soort voorstad van een stad in Israël en is het één land.

Zó is Israël dus te werk gegaan: het heeft een infrastructuur geschapen met de kenmerken van één staat, voor één volk, de Joden. Tegelijkertijd heeft Israël een soort regime opgelegd aan de Palestijnen, die toen al vrijwel geheel vielen onder de Palestijnse burgerlijke verantwoordelijkheid en het Palestijns burgerlijk bestuur. Dit bijzondere regime wordt het regime van de “afsluiting” genoemd. Ik moet bekennen dat dit voor mij een bijzonder frustrerend onderwerp is omdat ik de laatste tien jaar op ieder moment, in iedere krant en in ieder interview met luide stem geprotesteerd heb tegen deze politiek van “afsluiting” en tachtig procent van mijn boek over Gaza (Drinkend uit de zee van Gaza) gaat over deze politiek, die ik sinds 1991 vanaf Madrid, maar nog vóór de zelfmoordaanslagen zich zag ontwikkelen in Gaza. Deze politiek (ze was er in 1991 en heeft zich sindsdien tot een onvoorstelbare perfectie ontwikkeld) wordt, zoals ik in Gaza heb waargenomen en gerapporteerd, over de gehele Westoever uitgeoefend.

De laatste twee jaar heb ik daarin geen kwalitatieve verandering waargenomen, wel een kwantitatieve. De politiek van de “afsluiting” is de politiek waarbij de Palestijnen, allemaal, drie miljoen Palestijnen die wonen op de Westoever en in de Gazastrook, beroofd worden van hun bewegingsvrijheid. Deze ligt in de handen van de Israëlische ambtenaren, en zij beslissen hoeveel Palestijnen zich van de ene plaats naar de andere mogen begeven; waar naar toe, wanneer, om wat voor reden, met auto of zonder, met de bus of met de taxi. Of ze de Westoever mogen verlaten, naar het buitenland reizen en weer terugkeren, van Gaza naar de Westoever gaan. Sinds 1991 is dit een Israëlische beslissing, sinds 1991, toen er nog geen zelfmoordaanslagen waren en we de “afsluiting” dus ook niet als maatregel om die aanslagen te voorkomen kunnen beschouwen. Deze “afsluiting” begon in 1991 toen de algemene reisvergunning voor Palestijnen, die in ongeveer 1970 was uitgevaardigd door Dayan als middel om de Palestijnse arbeiders naar Israël te laten reizen met als doel ze economisch afhankelijk van Israël te maken, werd ingetrokken. Later werden er met vallen en opstaan wijzigingen in aangebracht. In maart 1973 werd besloten dat Oost-Jeruzalem, waarheen de Palestijnen voordien zonder vergunning konden reizen, geen deel meer uit zou maken van het Palestijnse gebied.


Volledige controle

Toen eind 1995 het Palestijns Gezag op de Westoever gevestigd werd, namen de beperkingen in aantal toe en hadden betrekking op alle Palestijnse autobusbedrijven die vergunningen hadden om Jeruzalem binnen te rijden of van Ramallah naar Bethlehem via Jeruzalem te rijden. Sommige van die vergunningen dateerden nog uit de tijd van het Brits mandaat, of waren uitgegeven door het toenmalig Jordaans gezag, maar in één slag verloren die autobusbedrijven hun vergunningen om in of via Jeruzalem te rijden.

In de praktijk kwam het er op neer dat zó de Westoever in tweeën werd gedeeld: de noordelijke Westoever en de zuidelijke Westoever. Het reizen per bus werd op die manier een uitermate bureaucratische aangelegenheid, met heel veel details waarvan er nog steeds bijkomen, die nauwkeurig dienden te worden uitgevoerd. Maar nog steeds kijken de mensen ernaar als was het een ad hoc maatregel, een tijdelijke maatregel, genomen om veiligheidsredenen.

Deze volledige controle over de Palestijnen heeft tot doel de Palestijnse bevolking, de ontwikkeling en de economie in de gaten te houden. Ik zal u een voorbeeld geven: wanneer een inwoner van Gaza (en ik heb het nu over de periode vóór de Intifada, over de “gouden” jaren van het Oslo-proces) naar de Westoever wil verhuizen, heeft hij een door Israël uitgegeven paspoort nodig, zelfs wanneer volgens de Oslo-akkoorden het Palestijns Gezag het recht heeft om adreswijzigingen te registreren en die alleen maar aan Israël hoeft door te geven, desondanks echter verhindert Israël die verhuizing. Het is sommige van mijn vrienden overkomen; zij leven illegaal op de Westoever, omdat Israël weigert hun identiteitspapieren te veranderen. Twee van mijn vrienden die sinds twintig jaar doceren aan de Bir Zeit universiteit konden om die reden niet verhuizen.

Vóór het in werking treden van het Palestijns gezag was er geen probleem, want omdat toen de gehéle Westoever bezet gebied was konden mensen ongehinderd van de Gazastrook naar de Westoever reizen.

Met deze totale controle over de bewegingsvrijheid van de Palestijnen beslist Israël er eveneens over welke Palestijnse producten de Palestijnse markt bereiken en welke niet.

Israël beslist er ook over wanneer een Palestijnse ploeg mensen in een stad metingen kan uitvoeren voor de aanleg van een waterleidingsysteem. Die controle over fundamentele aspecten van het leven van Palestijnen die niets te maken hadden met veiligheidsaangelegenheden en een zuivere civiele zaak was, bestond allang, en werd in zekere zin sterker ervaren tijdens de jaren van Oslo dan ervóór, omdat het sinds 1992 een Palestijnse aangelegenheid had moeten zijn. Het leek een weloverwogen uitstel, zelfs met boze opzet. Aan de vooravond van de Intifada had Israël volledige militaire en burgerlijke controle over zestig procent van de Westoever.

Water

Het is u waarschijnlijk allen bekend dat in overeenstemming met Oslo de Westoever was opgedeeld in verschillende zones; sommigen noemen het Zwitserse gatenkaas, anderen de Filippijnen. Er ontstonden eilanden onder Palestijnse burgerlijke controle, in een oceaan onder Israëlische burgerlijke en militaire controle. Het Palestijns Gezag heeft zich er steeds op laten voorstaan dat de veiligheidscontrole in haar handen was en dat die zich geleidelijk zou uitbreiden over de gehele Westoever en de Gazastrook. Die veiligheidscontrole was het minst belangrijk en het is typerend voor Arafat en zijn mensen om het wél hierover te hebben, maar blind te zijn voor de gevaarlijke implicaties van de voortdurende Israëlische burgerlijke controle over Palestijns gebied, omdat het betekende dat, wanneer Palestijnen iets wilden aanleggen, ik heb het weer over water, ik ben erdoor geobsedeerd en ik zal u vertellen waarom …Het is verschrikkelijk wanneer je in de zomer geen water hebt terwijl op de heuvel tegenover de plaats waar ik in Ramallah woon, in de nederzetting Beit El, het water ’s zomers in overvloed aanwezig is terwijl wij zuinig moeten zijn op iedere druppel. U begrijpt waarom water een obsessie voor me is en bedenkt u daarbij dat ík dan nog een bad kan nemen in Jeruzalem, maar mijn buren dat niet kunnen. Eén van de bepalingen in de Oslo-akkoorden was dat de Palestijnen hun waterleidingnet konden uitbreiden, iets wat niet mogelijk was onder de directe bezetting. Veel Palestijnse dorpen waren aangesloten op het waterleidingsysteem, vele ook niet, maar steeds bleef de kwaliteit van het Palestijnse waterleidingsysteem achter bij dat van de Joodse nederzettingen. Ook werden de Palestijnen geconfronteerd met waterquota voor huishoudelijk gebruik omdat, zelfs als het om water gaat, Israël de burgerlijke controle bezit over het zojuist genoemde territorium, die oceaan, waarin zich eilanden bevinden onder Palestijns burgerlijk bestuur. Wanneer men bijvoorbeeld een waterleidingbuis wil aanleggen tussen een bron en een Palestijns dorp is daar een vergunning van de Israëli’s voor nodig, omdat die buis gaat door gebied dat onder Israëlische controle staat. Je wacht dan één jaar, twee jaar, er komen discussies of de doorsnee van de buis drie inches, vier inches of zes inches mag zijn, terwijl de naastbij gelegen Joodse nederzetting zonder probleem een buis van twaalf inches kan aanleggen, ook al heeft die nederzetting een veel geringer aantal inwoners dan dat Palestijnse dorp.

Langzame wurging

Het laat iets zien van de toekomst zoals de Israëlische plannenmakers die voor ogen staat. Ditzelfde speelt zich af wanneer het om wegen gaat, of om scholen. Een Palestijns dorp dat een school wil bouwen en zich bevindt in Gebied C onder Israëlische controle, niet in Gebied B of Gebied A, heeft een Israëlische vergunning nodig. Er zijn dus Palestijnse dorpen waaraan geen vergunning verstrekt wordt een school te bouwen ondanks de noodzaak van een nieuwe school in verband met het aantal kinderen. Zo is het dag in dag uit gegaan na Oslo.

Toen ik in 1993/1994 in Gaza woonde was dat voor mijn vrienden in Ramallah iets abstracts, omdat in die tijd de inwoners van Ramallah nog onder de directe “gezegende” Israëlische bezetting leefden en geen idee hadden wat het betekent om ’s morgens op te staan en niet de mogelijkheid te hebben naar bijvoorbeeld de Dode Zee te rijden, of naar Gaza. Toen ik in Gaza woonde zag ik de zich langzaam voltrekkende verstikking van Gaza en de steeds striktere verordeningen die er voor zorgden dat niemand Gaza kon verlaten zonder dat dat door de Israëli’s geregistreerd werd; dat was inderdaad de tijd waarin de zelfmoordaanslagen begonnen, in 1994, en zoals gezegd, er waren redenen om de duimschroeven steeds sterker aan te draaien. Ik zag hoezeer die langzame wurging de bevolking beïnvloedde. Toen in die tijd een topambtenaar van de Inlichtingendienst mij om een gesprek verzocht vroeg hij me hoe ik me voelde. Ik antwoordde: “Wanneer ik tien dagen in Gaza ben en ík kan ongehinderd in- en uitgaan, zelfs dan explodeer ik.” Het is die verstikking die je verhindert om je meer dan 45 kilometer te bewegen, waardoor je niet, wanneer je ’s morgens bij het opstaan bedenkt dat je je vrienden mist in bijvoorbeeld Bethlehem, je tandenborstel kunt inpakken en op weg gaan. Je kunt zelfs ook niet van tevoren plannen maken om bijvoorbeeld naar een cursus in Ramallah of Bethlehem te gaan omdat, als je dat wilt, je een vergunning nodig hebt. Je gaat dan naar een Palestijnse ambtenaar die op zijn beurt naar een Israëlische ambtenaar gaat, die pleegt dan weer overleg met de Inlichtingendienst en die zegt: “Aha, deze persoon zat in 1983 in de gevangenis, hem geven we geen vergunning.” Je kunt niets plannen en niet aan een ingeving toegeven, je zinkt zo steeds verder weg in een steeds enger bestaan in een steeds kleiner wordende landstrook. In het begin van de Intifada waren de inwoners van de Westoever jaloers op die van Gaza. De Gazastrook is in tweeën gedeeld en vanuit het midden kun je tenminste twintig kilometer in noordelijke en in zuidelijke richting rijden, maar vanuit de Bantoestans op de Westoever niet meer dan drie, vier kilometer. De gebieden A, B en C, zoals vastgelegd in het verdrag van Oslo waarin ook de grenzen daarvan zijn omschreven, raken de laatste twee jaar steeds meer geïsoleerd als Palestijnse enclaves, zonder onderling verbonden te zijn. Iedere Palestijn die er in of uit wil gaan heeft een vergunning nodig en dat is geen grapje. Het Israëlisch burgerlijk bestuur in de Bezette Gebieden is nog steeds springlevend, ook al had het volgens de akkoorden van Oslo allang moeten worden opgeheven. Het is thans het belangrijkste bezettingsapparaat en huisvest steeds meer bureaus die betrokken zijn bij de vestiging van nieuwe nederzettingen, en bureaus van de Israëlische inlichtingendienst Shabak. Ook wordt de bevolking van die enclaves verplicht gesteld om speciale pasjes te gebruiken wanneer ze van de ene enclave naar de andere willen gaan. Gedurende vier maanden ging dat zonder al teveel agressie; artsen verlieten hun stad om naar een nabijgelegen dorp te gaan, maar het leger vertelde hen: “Sorry, maar u hebt geen pasje.” “Wat voor pasje? Ik ben arts, ik werk in dit dorp. Ik heb de laatste tien jaar in de kliniek hier gewerkt. Waarom kan ik daar niet naartoe?” “Nee, u dient een speciale pas te hebben, uitgegeven door het burgerlijk bestuur.”

Toch vonden mensen wegen om onopgemerkt hun plaats van bestemming te bereiken, artsen, onderwijzers, studenten, door de heuvels, de velden, maar in plaats van vier of vijf kilometer is men dan veertig, vijftig kilometer onderweg om te werken, de kliniek te bereiken, familie te bezoeken. De laatste twee jaar lukte het slechts weinig mensen om meer dan één keer per jaar hun familie te bezoeken in een dorp, niet meer dan dertig kilometer van het hunne verwijderd, en dit dan meestal tijdens de Ramadan. Maar het was een Odyssee die ze vanwege het gevaar, overal waren soldaten, nooit meer zouden vergeten. Ik heb het nu alleen nog maar over de Westoever.

Langzamerhand raakten de dorpen en de steden in de A-gebieden van de buitenwereld afgesloten, afgesloten door drie blokken beton of door zandhopen. Er waren tijden dat Palestijnen kwamen om ze te verwijderen, maar een paar waarschuwingsschoten, afgevuurd vanuit een nabijgelegen legerpost, waarschuwde hen het niet nog eens te proberen. Soms ontwikkelde zoiets zich tot een kat- en muisspel; de dorpsbewoners verwijderen de versperringen, de volgende dag komt dan het leger en plaatst ze opnieuw. Het netwerk van hoofd- en secundaire wegen is de laatste tien jaar door Israël op zo’n geraffineerde manier aangebracht dat al deze afsluitingen gemakkelijk uitvoerbaar zijn. Als ik Israëli’s die niet naar de Westoever reizen dit beschrijf geloven ze me nauwelijks, omdat in Israël zelf alles chaotisch verloopt en iemand iets van tevoren schijnt te plannen terwijl ik het heb over een planning op lange termijn. Dit netwerk van wegen was immers niet in de jaren negentig, maar al tien jaar daarvoor uitgedacht, door niemand anders dan Sharon. Als u dit ziet, dit netwerk van wegen, de nederzettingen en het pasjesregime en u bent zich ervan bewust dat dit in 1991 begon, nota bene vóór de zelfmoordaanslagen, dan dient u zich na tien jaar te realiseren dat dit alles geen toevalligheid is.

Vertaling: Ies Monas

Uit: het blad De Brug van SIVMO, het Steuncomité Israelische Vredesgroepen en Mensenrechtenorganisaties.

Amira Hass is de enige joodse verslaggeefster en onderzoeksjournaliste in Israël die tussen de Palestijnen leeft en werkt. Vanuit haar flat in Ramallah, de officieuze hoofdstad van de Palestijnse Autonome Gebieden, brengt ze verslag uit voor de liberaal Israëlische krant Ha’aretz. Ze heeft voor haar krant verslag gedaan van de laatste actie van het Israëlische leger op de Westbank en schreef het boek Drinking the sea at Gaza.

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.