Verslagen

Botsende loyaliteiten

By Friday 22 December 2006 No Comments

Door: Jan Dirk Snel

“Botsende royaliteiten” stond er per ongeluk op de toegangskaartjes. Erg royaal, koninklijk, ging het er in het filmpje dat bij de aanvang werd getoond niet aan toe -of het zou moeten gaan om het aantal klappen dat royaal, gul dus in dit verband, werd uitgedeeld -, maar twee werelden, koninkrijken zo men wil, namelijk die van een goed en kwaad, botsten hier wel opvallend en vooral fysiek op elkaar.

“Planet of the Arabs” heet het negen minuten durende filmpje van de Arabisch-Amerikaanse filmmaakster Jackie Salloum. Het is gemonteerd als een lange trailer voor een film, maar in werkelijkheid bestaat het uit een selectie van bestaande filmbeelden, waarin Arabieren – opvallend vaak herkenbaar aan de koefia, de mannelijke hoofddoek – en Amerikanen of althans westerlingen elkaar naar het leven staan.
Aan de basis lag het boek Reel Bad Arabs uit 2001 waarin Jack Shaheen analyseerde hoe Hollywood in de afgelopen eeuw Arabieren en moslims afschilderde: van de ongeveer duizend films waren er twaalf positief, 52 evenwichtig en de overige 900 waren zonder meer negatief.
Door de beelden in feite te isoleren uit de zingevende verhalen, wordt ineens de vertekening overduidelijk – en zie je dat goed en kwaad geïnstrumentaliseerd zijn en van hun zedelijke gehalte ontdaan.

Dubbele loyaliteiten?

Loyaliteiten botsten in het filmpje wel, maar die loyaliteiten waren op zich volstrekt eenduidig verdeeld over de actoren. De vraag van deze avond was wat er gebeurt als verschillende loyaliteiten samenkomen in de boezem van één persoon of desnoods één groep en daar botsen. Het gezelschap van vier deskundigen dat achter de tafel zat – Mariwan Kanie, politicoloog en journalist, Nadia Fadil, werkzaam aan de Katholieke Universiteit Leuven, Imdat Kaymaz, bestuurslid van de studentenvereniging Anatolia, en Tarik Fraihi, voorzitter van Kif Kif, een Vlaamse organisatie gericht op de interculturele samenleving – vertegenwoordigde bij elkaar Belgische, Irakese, Koerdische, Marokkaanse, Nederlandse en Turkse identiteiten. Dat zijn er op zijn minst zes: nationale of etnische identiteiten laten zich kennelijk gemakkelijk op elkaar stapelen.

De drie vertegenwoordigers van de “tweede generatie” verklaarden allen twee paspoorten te hebben, maar Mariwan Kanie, die zelf uit Iraks Koerdistan vluchtte, wist niet of hij eigenlijk ook nog de Irakese nationaliteit had, maar hij zou die wel willen hebben, vertelde hij, want in Koerdisch Irak lagen toch zijn vormende jaren, een deel van zijn leven.

Leiden dubbele nationale identiteiten ook tot dubbele loyaliteiten? En ontstaan er dan botsingen? Dat waren de vragen waarmee het gesprek startte. Aanleiding, zo legde gespreksleider Michael Zeeman uit, vormden twee recente incidenten. Allereerst was daar het geval dat enkele aspirant-Kamerleden van Turkse herkomst van de kandidatenlijsten van twee politieke partijen werden afgevoerd, omdat hun uitlatingen over de massamoord op Armeniërs in 1915 niet strookte met de partijlijn.

Maar dat was niet het enige: ineens werden allerlei politici van Turkse komaf naar hun visie op dit punt bevraagd.

Het tweede punt waren de reacties op de recente oorlog tussen Israël en een aantal groeperingen in Libanon. Zeeman merkte het in zijn briefwisseling met zijn goede vriend Abdelkader Benali, die in Beiroet verbleef toen de vijandelijkheden uitbraken.
Ineens staan vooringenomenheden en als vanzelfsprekend ervaren beelden ter discussie. Ineens blijkt dat de Marokkaanse gemeenschap, al dan niet denkend vanuit de oema, de islamitische eenheid, zich vanzelfsprekend verbonden voelt met de Palestijnen, terwijl veel Nederlanders hun eerste sympathie waarschijnlijk toch vanuit een oude culturele traditie en de verwerking van de laatste wereldoorlog bij Israël hebben liggen.

Hoe ervaren immigranten en hun kinderen de opstelling van de Nederlandse minister van buitenlandse zaken als die veel begrip opbrengt voor de Israëlische positie?

Veelvuldige identiteiten

Als de mogelijkheid van botsende loyaliteiten zich al voordoet, dan is de vraag al gauw waar die botsing dan gelokaliseerd moet worden. Bij de migrant of de migrantennakomeling wiens banden zich naar diverse zijden uitstrekken of bij de toeschouwers uit de ontvangende cultuur?

Tarik Fraihi, filosoof, zette de toon door welbespraakt te betogen dat niet alleen het idee van een dubbele loyaliteit, maar ook dat van een dubbele identiteit niet deugt. Mensen leven met een multipele, veelvoudige identiteit: ze hebben vele loyaliteiten: aan familieleden, aan vrienden, aan de vele maatschappelijke kringen waar ze toe behoren. Elk mens heeft verschillende identiteiten. Het is allemaal veel complexer. Waarom zou iemand loyaal moeten zijn aan één cultuur?

Maar dat die veelvuldige banden niet altijd een benijdenswaardig positie opleveren, maakte Nadia Fadil aan het begin al duidelijk. Zij heeft sociologisch onderzoek gedaan naar de visie van jonge Marokkaanse vrouwen op hun verhouding met Marokko en België.

Theoretisch zou men kunnen verwachten dat die veelheid aan relaties en identiteiten een enorme rijkdom oplevert. Die vrouwen zouden graag het beste van twee werelden willen, maar de praktijk is dat ze vooral de nadelen van beide te verwerken krijgen. De droom is dat Marokko een tweede vaderland vormt, maar ook daar worden ze als “die buitenlandse” gezien. Ze voelen zich “overal en nergens thuis”.

In feite laat dit verhaal zien dat een dubbele empathie ook op dubbele vervreemding kan uitlopen, maar dat werd verder niet gethematiseerd. Wel kwam de vraag uitvoerig aan de orde wie de identiteiten bepaalt. Tarik Fraihi benadrukte dat een identiteit betekent dat je jezelf in overeenstemming brengt met een idee. En tussen die ideeën kun je een hiërarchie aan brengen: je kunt bijvoorbeeld je rol als vader stellen boven die als voetbalspeler. Maar, meende Fraihi, voor de dominante groep in een samenleving is de keuze groter. In een liberale democratie is autonomie, dat je zelf je identiteit kiest, een leidend idee. Maar de meerderheid kan de minderheid zijn ideeën opleggen: die bepaalt immers wat normaal is en wat abnormaal.

Daar zou je, merk ik maar op, ook tegenin kunnen brengen dat juist de minderheid met een migratie-achtergrond in feite ook meer relaties en identiteiten heeft om uit te kiezen – en dus misschien tot keuzes gedwongen wordt, die voor de meerderheid in die breedte niet eens beschikbaar zijn.

Dominantie en en machtsmechanismen

Mariwan Kanie wees met name op de mechanismen die werkzaam zijn. Degenen die de macht hebben, bepalen vaak ook de kaders waarin gedacht wordt. Een allochtoon is al gauw een Marokkaan en dat is in gedachten al gauw een gastarbeider. Altijd spelen ideologieën en ongelijke machtsverhoudingen een rol. Pim Fortuyn kon vanuit zijn positie comfortabel een andere cultuur voor achterlijk verklaren, maar toen imam El Moumni enkele radicale uitspraken deed, werd hij onmiddellijk op het matje geroepen.

Nadia Fadil herinnerde eraan hoe de natiestaat homogeniteit creëert. Het is de staat die bepaalt wat als disloyaal geldt. En de dominante samenleving brengt dan ineens dilemma’s van het type “Grondwet of Koran?” naar voren. En Kanie wees op het gevaar van essentialisme: de ander wordt geessentialiseerd. Het zelfbeeld is daarbij vanzelf positief en rationeel en het beeld van de ander wordt daarmee negatief. Beiden wezen erop dat in het proces van homogenisering en categorisering de bestaande verschillen in de samenleving ontkend worden.

Kanie: “Ineens worden de verschillen tussen Mak & Wilders uitgewist.” Op Zeemans vraag of categorisering altijd slecht is, antwoordde Fadil dat het dat niet hoeft te zijn, als het proces maar bilateraal verloopt.

Uit de zaal kwam er tegenspraak: een toehoorder betoogde dat er ook echte verschillen zijn en dat er ook sprake is van zelfcategorisering. Men kan zich ook in een slachtofferrol manoeuvreren.

Dialoog

Ook Michael Zeeman merkte op dat het met die homogeniteit en afsluiting wel meeviel. De laatste vijftig jaar is er tenslotte wel het een ander gebeurd.
Er is een slavernijmonument gekomen. De islam is onderdeel van de Nederlandse samenleving geworden en veel Nederlanders verdiepen zich in de elementaire feiten. En Orhan Pamuk kreeg de Nobel-prijs voor literatuur. Op dit punt ontwikkelde zich wel een interessante dialoog binnen het ver nogal homogene forum. Nadia Fadil vond dat Pamuk wel specifiek bij de westerse cultuur aansloot.

Maar Mariwan Kanie meende dat er zonder herkenning, ook wereldwijd, geen dialoog kan zijn. Iemand als Naguib Mahfouz heeft ook de Nobelprijs gehad, terwijl hij de roman toch echt in de Arabische wereld geïntroduceerd heeft. Tussen totaliteiten of tussen hele culturen is geen dialoog mogelijk, wel tussen individuele figuren.

Maar het proces hoeft niet altijd eenzijdig van het westen uit te gaan. Kanie verhaalde hoe blijf-van-mijn-lijfhuizen in Iraks Koerdistaan zelfstandig waren uitgevonden en dat er daarna een dialoog op gang kwam met gelijksoortige instellingen in het westen. Het ging niet om westerse dominantie, maar om dialoog tussen mensen die elkaar herkenden.

Tarik Fraihi bracht in dit verband het begrip “trouw” in het debat. Trouw geeft de deugd een extra waarde, maar ook overigens ook de ondeugd. Een interculturele dialoog kan niet zonder vertrouwen. Elke systeem zoekt naar evenwicht. Een samenleving hoeft niet homogeen te zijn, maar als de balans verstoord wordt, dan ontstaat een proces waarbij naar en nieuw evenwicht gezocht wordt.

De vraag ontweken

Maar werd door de vele zinvolle beschouwingen de eigenlijke vraag van de avond niet ontweken? Kunnen loyaliteiten botsen? Wanneer gebeurt dat? En wat moet je dan doen?

Ten eerste kan men constateren dat de vraag naar dubbele loyaliteiten niet zo leefde bij de panelleden. Blijkbaar is het probleem niet zo urgent. Men kan daarin ook een geruststelling zien. Al spoedig ging het over de veelheid aan identiteiten en vooral over de sociale positie waarin mensen verkeren die leven met verschillende culturele achtergronden leven. De discussie werd als het ware al snel in sociologische termen gevoerd, waar dan soms wel een lichtelijk moraliserende ondertoon aan werd toegevoegd. Kennelijk heerst er vooral onbehagen over de positie waarin men door de dominante stemmen in de samenleving wordt gedrongen. Het gaat dus minder over wat men kan zeggen, als wel over de vraag vanuit welke positie men gedwongen wordt dat te doen. Als er al een probleem van dubbele loyaliteiten is, dan wordt dat eerder als van buitenaf opgedrongen ervaren dan als iets dat zich regelmatig dringend van binnenuit aandient.

Toch kan men zich, ten tweede, afvragen of de eigenlijke vraagstelling daarmee ook niet wat ontweken werd. De vaststelling dat niemand loyaal is aan totaliteiten, is zonder meer juist. Het gaat ook niet om een keuze tussen twee verschillende culturen of omvattende identiteiten. Maar juist bij mensen die veelvuldige identiteiten en verbindingen cultiveren, kan men zich toch voorstellen dat er inzake bepaalde, concreet benoembare thema’s wel degelijk een keuze gemaakt moet worden en een standpunt ingenomen moet worden, dat een ander, concurrerend standpunt, dat ook sympathie oproept, uitsluit.

Eigenlijk was het jammer dat de twee concrete aanleidingen in de discussie zo weinig ter sprake kwamen, omdat ze toch wel illustratief kunnen zijn. De vraag naar de wijze waarop de Armeense kwestie de Nederlandse politiek beroerde, werd uiteraard wel kort aangesneden in gesprek met Imdat Kaymaz, maar hij gaf vooral een analyse van de wijze waarop de Europese politiek de kwestie opgepakt heeft. Het heeft uiteraard te maken met de mogelijke Turkse toetreding tot de Europese Unie. Kaymaz wees met name op de verhoudingen in Frankrijk waar de vierhonderdduizend Armeniërs veel beter zijn georganiseerd en opgeleid dan het ongeveer gelijke aantal Turken dat er woont.

Waarom mochten Kamerleden destijds bij de stemming over het homohuwelijk wel van de fractielijn afwijken en waarom werd dat enkele nieuwe aspirant-Kamerleden nu niet vergund? Die vraag werd enkele keren opgeworpen. Maar de vergelijking mist naar mijn idee het punt. De reden waarom enkele aspirant-Kamerleden in de problemen kwamen, was omdat ze voor het ene forum iets anders vertelden dan voor het andere. Uiteindelijk ging het om de consistentie van hun standpunten, niet om de sympathieën of loyaliteiten als zodanig. De zittende Kamerleden met een Turkse achtergrond waren wel helder over hun standpunten, al kregen ze soms wel een vraag opgedrongen zonder dat daar een goede, zakelijke reden voor was.

Datzelfde lijkt van belang als het bijvoorbeeld gaat over sympathieën van Marokkaanse Nederlanders inzake het Israëlisch-Palestijnse conflict. Op een gegeven moment kan blijken dat de vanzelfsprekende reflexen in de ene groep anders liggen dan in de andere. Men kan dan denken aan de oema versus de joods-christelijke traditie en vooral de civil religion van de herinnering aan de Sjoa. Maar sympathieën van beide kanten vervangen niet de argumentatie, maar vormen juist de aanleiding om standpunten nader te articuleren en beargumenteren. Juist het verschil in prereflexief uitgangspunt kan de maatschappelijke discussie verrijken, omdat vooroordelen nu scherper onderkend kunnen worden.

Loyaliteiten en argumentaties

Loyaliteiten en sympathieën zijn vaak gegeven. Uiteraard kan men reflecteren op de posities waaruit ze voortkomen. Maar men kan ze ook articuleren en omzetten in argumentaties en zo onderdeel van het maatschappelijke en politieke debat maken.

Het panel was weinig verdeeld, maar vanuit de goed gevulde zaal kwamen herhaaldelijk geanimeerde tegenwerpingen. Mooi was het moment waar een toehoorder betoogde dat hij ten opzichte van geen van beide staten waarvan hij een paspoort had, loyaliteit voelde. Maar waar het voor hem wel op aankwam, dat was burgerschap. Dat geeft het punt aan. Je zou kunnen opmerken dat zijn tegenstelling zakelijk gezien niet klopt: wie gestalte geeft aan zijn staatsburgerschap, geeft daarmee bij uitstek blijk loyaal te zijn aan de betreffende politieke gemeenschap. Maar het is geen vorm van loyaliteit die van boven opgelegd of door de samenleving opgedrongen wordt, het is een vorm van loyaliteit die van onderen op komt, die iemand zelf actief inricht.

We moeten aanvaarden dat mensen vanuit de situatie waarin ze leven en die ze zelf slechts ten dele hebben kunnen bepalen, niet alleen de rijkdom van veelvuldige identiteiten hebben, maar soms ook met conflicterende sympathieën en loyaliteiten geconfronteerd worden. De globalisering maakt het trouwens voor iedereen mogelijk, ook voor zij die niet migreren of een migrantenachtergrond hebben, om relaties en over de gehele wereld aan te gaan en te onderhouden. Bij de confrontatie tussen verschillende loyaliteiten gaat het vrijwel altijd om deelthema’s en slechts zeer zelden om omvattende keuzes. In de meeste gevallen moeten mensen uit de warboel waarin ze verkeren, een argumentatieve eenheid proberen te scheppen. Maar dat is een keuze waar elk mens voor staat.

De actoren uit “Planet of the Arabs” hadden niets te kiezen: in de schematische wereld van Hollywood ligt alles al vast – maar daarmee is ook de morele vraag verdwenen. In de echte wereld moeten mensen wel kiezen. Wie ongevraagd een veelheid aan identiteiten heeft meegekregen, heeft ook de Qual der Wahl: hij moet vaker een standpunt selecteren en wordt misschien vaker van buitenaf met argwaan bejegend. Maar hij heeft dan ook echt meer om uit te kiezen.