Verslagen

Leven in fragmenten – na het verloren paradijs

By Monday 22 January 2007 No Comments

Door: Jan Dirk Snel

Intellectuelen zijn mensen die vanuit een positie van geestelijke en maatschappelijke onafhankelijkheid ongevraagd hun mening geven. Maar iemand die gewend is om zich op eigen initiatief in het maatschappelijke debat te mengen, kun je er natuurlijk ook wel eens expliciet om vragen. Dat had Eutopia gedaan op dinsdag 16 januari 2007.

Chris Keulemans introduceerde de Libanese architect, kunstenaar, docent en denker Tony Chakar door hem te omschrijven als een “stadwandelaar”: “Hij denkt door te lopen.” De afgelopen zomer werd de fysieke en mentale structuur van de stad zijner inwoning vernietigd. Hoe stond er nu mee?

Chakar had aangekondigd dat hij zou spreken over “The Evacuation of Hope as Strategy: The Role of Intellectuals in Times of Perpetual Crisis”.
De ondertitel gaf al aan dat het om meer dan alleen enkele recente ontwikkelingen zou gaan, want wie over een voortdurende of misschien wel onophoudelijke of oneindige crisis spreekt, gaat duidelijk uit van een wat langer perspectief. Dat bleek ook al snel. Chakar voerde de aanwezigen terug naar een verloren paradijs.

Verloren harmonie

Tony Chakar begon zijn lezing, die trekken had van een bescheiden performance, met het tonen van beelden uit een leerboek uit de jaren zestig over architectuur in Libanon. Het ging om zwartwitfoto’s, die bijzonder effectief waren, omdat ze juist de lijnen en de patronen goed deden uitkomen. De beelden toonden een wereld die met zichzelf in harmonie is.

Chakar vertelde over de bergen van Libanon, hoe 8000 jaar geleden Byblos al in een tekst werd genoemd en hoe Beiroet al 5000 jaar bekend is, hoe ook in het bijbelse Hooglied de Libanon geprezen wordt. De beelden toonden terrassen die tegen de hellingen van de bergen lagen en zo landbouw mogelijk maakten. Mensen die vervolgd werden, konden zich in de bergen verschuilen. Uit angst voor invasies zie je de dorpen ook nooit als je een berg bestijgt. Ze liggen uit het zicht. Pas als je een hoek omgaat of bovenaan een helling bent, zie je ze ineens.

Huizen die wel tegen de hellingen liggen, zijn nauwelijks te zien. Ze voegen zich in in de natuur en zijn van hetzelfde materiaal als de muren van de terrassen. Het gaat om een organisch geheel, dat volkomen in harmonie is, betoogde Chakar. Ook in het interieur zie je uitgeholde steen. De huizen zijn een uitbreiding van het lichaam van de berg. Ze zijn ook altijd gelaagd en volgen de helling van de berg: beneden het vee, boven de mensen. Mooie arcades tonen bomen die neerhangen en beschutten tegen de zon en tegen de kou.

Libanezen denken bij deze liefelijke beelden al snel aan het lied Khudni (Take me) van de populaire zangers Fairuz. Het begint in Engelse vertaling met de regels:

“Take me to its lovely hills
Take me to the land that has reared me
and forget me there among vineyards and fig trees
and let me lie upon the soil of our village.”

En het eindigde met deze zinnen:

“Take me and plant me in the land of Lebanon
take me to the house that is guarding the hill,
where I shall open the door and kiss the walls
and kneel under the loveliest sky, and pray, and pray…

Als Fairuz het lied in de diaspora zong, dan wilden de Libanezen steeds opnieuw dat “Take me and plant me in the land of Lebanon” horen. De harmonie, de eenheid van de huizen, het land, de natuur, de bomen en de boomgaarden wordt zo beleefd. En aan het eind ook nog de relatie met God.

Een ramp benoemen

Daarna kwam de abrupte overgang. Een foto, nu in kleur, van een groot, mooi stadshuis dat helemaal kapot is, er als een ruïne bijstaat, vol kogelgaten. Een kapot huis uit de jaren ‘20, dat lang op het scherm bleef staan. Na de jaren zestig kwam de oorlog, die duurde van 1975 tot 1990. 200.000 mensen werden gedood in die tijd. Velen werden gewond en ook nu worden nog steeds 17.000 mensen vermist: niemand weet waar ze zijn.

Dit was volgens Chakar de eerste postmoderne oorlog in de geschiedenis: een oorlog die werd uitgevochten op basis van identiteit. “Het was een catastrofe. En we hebben het zelf bewerkstelligd.” Het was als de verdrijving van Adam uit het paradijs. Ook de eenheid in de taal verdween: het verband tussen betekenaar en betekenis was ooit één en dat is nu voorbij. Een tafel tafel noemen gaf ooit de essentie van het genoemde voorwerp aan en dat verband is nu weg.

Chakar had bij wijze van proloog al verteld dat hij het in zijn lezing niet zou hebben over de klassieke rol van de intellectueel, zoals we die uit de jaren zestig en zeventig kennen. Toen werd een intellectueel verondersteld een subversieve, ondermijnende rol te spelen. En zo heb je nu ook lieden die menen dat de intellectueel verzet moet plegen. Maar dit gepraat over revolutie is volgens Chakar onzin.

Hij wilde het nadrukkelijk ook niet hebben over een intellectuele praxis die zich enkel tot de gebeurtenissen van juli 2006 beperkt. De oorlog was ondefinieerbaar. Tussen wie ging die eigenlijk? Niet tussen Libanon en Israël in ieder geval. Sommige Libanese intellectuelen stellen zich nu ineens op aan de kant van Hezbollah en linkse schrijvers eindigen hun artikelen plotseling met “Allah Akbar!” Voor zulke mensen verlies je het respect, merkte Chakar op. Dat geklets over verzet is verleidelijk, maar onzinnig.

Hij had het dus nauwelijks over de afgelopen zomer, maar keerde wel steeds terug naar de vijftien jaar durende burgeroorlog van 1975 tot 1990. Hij trok een vergelijking met Europese intellectuelen na de Tweede Wereldoorlog. Die deden er ook twintig jaar over voor ze goed tot een besef kwamen van wat er werkelijk aan de hand was geweest. Dat is ook de rol van intellectuelen in Libanon: vaststellen dat het een ramp, een catastrofe was. Er zijn mensen die daar niet van willen horen, die niet aan het verleden willen denken en die alleen maar zeggen dat we verder moeten. Daar was Chakar het dus niet mee eens.

De harmonie komt nooit meer terug. En retoriek over Arabische of islamitische eenheid en zo meer brengt niemand verder. De crisis gaat niet over: ze gaat onophoudelijk verder. Mensen zullen steeds blijven vergelijken met toen. Het wordt nooit meer hetzelfde als wat Libanon ooit was. “Wij vernietigden Libanon en dat moet erkend worden”, herhaalde Chakar.

Leven in fragmenten

Chakar geeft les aan studenten. Over architectuur, over Walter Benjamin en diens idee van de armoede van de ervaring onder meer, over het nieuwe barbarisme ook. Op een dag zag hij het notitieblok van een van zijn leerlingen. De jongeman bleek op elke bladzijde slechts één zin genoteerd te hebben. Hij noteerde geen betoog, het ging slechts om losse fragmenten.

Dat notitieblok bracht Chakar tot een nieuw inzicht. Het gaat juist om de fragmenten en we kunnen niet anders dan leven in fragmenten en ermee werken. Elk hoop is gevaarlijk. Er is een mogelijkheid om het fragment te rehabiliteren. Het hele universum is aanwezig in het fragment. De fragmenten zijn geen stukjes van een puzzel. Het is alles wat we hebben.

Chakar eindigde door letterlijk een tekstfragment uit zijn portefeuille op te diepen. Bij het zien van een schildering van een ruïne van de Franse schilder Hubert Robert peinsde de philosophe Dennis Diderot (1713-1784):

“Wat is de wereld toch oud! Ik wandel tussen twee eeuwigheden in. Wat is mijn vloeiende bestaan in vergelijking met die aan verval onderhevige steen, met die vallei waarin de rivier steeds dieper uitslijt, met het bos dat wankelt, de grote massa’s boven mijn hoofd die dreigen te vallen? Ik zie hoe het marmer van graven tot stof verkruimeld. En toch wil ik niet sterven”!

In het gesprek dat Chris Keulemans vervolgens met Tony Chakar voerde, probeerde hij hem op allerlei wijzen uit de tent te lokken, maar de Libanese architect bleef standvastig bij het antiutopische karakter van zijn lezing. Aan Keulemans viel bijvoorbeeld de wat onlogische overgang van het harmonieuze berglandschap naar de verwoeste stad op. Riep de stad ook niet agressie op? Chakar stelde daartegenover dat Libanon bestaat uit de berg en Beiroet. Hij zag geen tegenstelling.

Tegelijk werd ook duidelijk dat hij bewust in enigszins mythische termen sprak, maar zelf de wisseling tussen taalvelden eigenlijk niet analytisch wilde benoemen. In de zaal zag je een zekere verbazing ontstaan, waarbij het eerder ging om lichte hilariteit ging dan om klinkklare ergernis. De heelheid, herhaalde Chakar telkenmale, valt nooit meer te bereiken. Maar hoe reëel is dan het veronderstelde harmonieuze verleden? Over de nostalgie kom je nooit heen, merkte hij op. Het is altijd verleidelijk te bezwijken van de schoonheid.

Ook op de vraag wat nu eigenlijk dat werken met fragmenten inhield, ging hij niet verder in. Chakar leek soms met een postmoderne gemakkelijkheid over de ernst van de situatie heen te scheren. Op een gegeven moment zei hij zelfs luchthartig dat hij misschien wel gewoon naar
Amsterdam was gekomen om te winkelen. Maar tegelijk bleef hij juist hameren op het benoemen van de ramp die de Libanezen over zichzelf gebracht hebben. Niemand erkent verantwoordelijkheid, niemand biedt verontschuldigingen aan, niemand bekommerde zich er om dat ook na 1990 de strijd in het zuiden, op een uur rijden van Beiroet, gewoon doorging. Zelf had hij wel schuld beleden, maar hij had helemaal niets gedaan.

Het optreden van Chakar had iets paradoxaals over zich. Enerzijds wekte hij de indruk op een postmoderne wijze luchtig en zorgeloos aan de werkelijke problematiek en de actualiteit voorbij te gaan. Over het Israëlische oorlogsoptreden ging het in feite helemaal niet, en ook niet over wat er daarna volgde. Hassan Nasrallah schijnt zelfs in het vroegere huis van zijn grootmoeder te wonen, maar het werd eerder als een lichte, ironische grap verteld. Wat nu precies de “evacuatie van de hoop” uit de titel inhield? Het kwam niet uit de verf. Tegelijk wekte Chakar juist ook de indruk van grote ernst. Tegenover de optimisten die alleen maar op willen bouwen en aan de toekomst willen werken, wijst hij juist op de catastrofe die geweest is. Chakar zaaide verwarring door op een onpolitieke manier over strijd en politiek te praten.

In die zin betoonde hij zich een intellectueel: die zeggen nooit wat er van ze verwacht wordt.