IslamMiddle East

post-islamitische trends in Iran

By Monday 11 February 2008 No Comments

De geschiedenis heeft onvoorstelbare momenten in zich. Soms lijkt het op een rijdende auto waarin je niet alleen moet oppassen vooruit te kijken maar ook op de spiegel moet letten voor wat er achter je rijdt en wat je wil passeren.

In de afgelopen jaren heb ik opnieuw een aantal mensen ontmoet waarvan ik dacht dat het onmogelijk was dat ik ze zou ontmoeten. Dan is het een verassing als je opeens tegenover dié journalist, dié Iraanse parlementariërs, of hooggeplaatste overheidsambtenaren en actieve geestelijken zit voor een gesprek.
Het begint altijd met enige onzekerheden over de wederzijdse achtergrond en de persoonlijke geschiedenis. Maar je komt er al snel achter dat deze persoonlijke elementen niks uitmaken, want ondanks de verschillende wegen, toch komen we op een merkwaardige manier dan samen.
Het waren mensen die tot ongeveer 10 jaar terug trouwe aanhangers waren van het Iraanse Islamitische denksysteem en zij hadden ook ieder een heftig betrokken leven gehad in de roerige ‘revolutionaire tijden’.
Maar door de maatschappelijke en ideologische vooruitgang zijn zij totaal veranderd tot de beste dissidenten in het huidige Iran.

We kunnen het huidige Iran, sinds een aantal jaren, grofweg bezien aan de hand van een aantal interessante sociale fenomenen. Laten we deze als een soort van post-islamitische trends bekijken.
Post-islamitisch en niet anti-islamitisch omdat de fenomenen eerder de religie trachten te seculariseren. Men is het experiment van de revolutie en het beroep wat gedaan werd op het geweten, alle energie, de symbolen en de bronnen die de rechtsgrond van het islamisme vormden moe geworden.

Op dit moment is er geen garantie voor de toekomst. De situatie in het huidige Iran zou net zo goed zeer dynamisch maar onzeker kunnen blijven. Elkaar tegensprekende en soms ook tegenwerkende trends kunnen het nu eenmaal lange tijd volhouden. Maar als de post-Islamitische beweging in Iran nog meer ruimte inneemt en zich zal blijven ontwikkelen dan kan zij wel degelijk belangrijke politieke veranderingen teweeg brengen met vitale gevolgen voor de politieke Islam in het Midden-Oosten.

In het Iran van nu is er een bescheiden mate van openheid. Tot voor kort was het openlijk bespreken van de urgentste sociale onderwerpen niet toegestaan: het aangaan van relaties met de Verenigde Staten en Israël, het bestuur van de geestelijkheid, vrouwenrechten, democratische houding, corruptie bij de overheid en de problemen van de jeugd. Nu hebben deze beperkingen hun greep op de ideeënwereld echter verloren en onderwerpen die ooit verboden waren staan nu in de schijnwerpers. En deze nieuwe openheid heeft nog veel terrein gewonnen vanaf het einde van de jaren negentig met de komst van de toenmalige president Khatami. Dit heeft tot een levendig openbaar debat geleid in het land, dat de overheidsideologie en het beleid voortdurend aan de kaak stelde en nog stelt.

In het huidige Iran vind je drie centrale politiek-filosofische discoursen. In het eerste gaat het om de verhouding tussen religie en staat. Dit debat wordt vooral door religieuze intellectuelen gevoerd. In het tweede staat de ontwikkeling en democratie in het licht van de relatie tussen staat en civil society centraal. In het derde debat draait het om de relatie tussen islam, Iran en de wereld.

Het eerste en één van de belangrijkste debatten is ontstaan o.a. door religieuze intellectuelen en een aantal geestelijken die over de rol gaan van de religie in de staat. Door mensen als de
filosoof Abdul-Karim Soroush, of mensen als Said Hajjarian, Abbas Abdi, Mashallah Shamsolvaezin en de bekendste onderzoeksjournalist Akbar Ganji’s.
En natuurlijk zijn er nog veel meer mensen waarvan de namen NIETS zullen zeggen voor jullie.
Deze invloedrijke personen vormen de prototypen van het post-islamisme.

Voor duidelijkheid:
Said Hajjarian was in zijn revolutionaire tijd mede oprichter van een geheime anti terreur dienst.
Abbas Abdi, was studentenleider van de bezetting van de Amerikaanse Ambassade in 1979 in Teheran.
Mashallah Shamsolvaezin was een radicale ideoloog en uitgever van vele islamitische revolutionaire boeken en tijdschriften.
En Akbar Ganji verdedigte jarenlang als revolutionaire militaire commandant de islamitische ideologie.

Misschien is de filosoof Soroush wel de belangrijkste woordvoerder van deze beweging. Hij gelooft dat terwijl de fundamenten van de islam, zoals het manifest in de Koran en andere Heilige Schriften, niet toe zijn aan herziening, dat wel het geval is met de interpretatie ervan. Dus de interpretatie van de goddelijke wet is tijdsgebonden en hangt af van de omstandigheden van tijd, ruimte en het sociaal-cultureel milieu. Daarmee levert Soroush een rationele uitdaging aan iedere absolute en onherroepelijke interpretatie van religie. Hoewel Soroush zich niet verzet tegen de islamitische regering, verzet hij zich wel tegen de transformatie van religie in een staatsideologie en gelooft dat rationalisme de rigide islamitische ideologie moet vervangen.

Veel geestelijken, religieuze intellectuelen en functionarissen, die Soroush in verschillende mate steunen, zijn kritisch wat betreft het regeringsbeleid inzake mensenrechten, sociale rechtvaardigheid en andere toepassingen van de goddelijke wet. Een aantal hoge geestelijken in Qom is veel verder gegaan met hun kritiek door hun voorbehoud te uiten over de toekomst van de geestelijkheid in de regering en door het politiseren van de geestelijkheid in zijn geheel af te raden.

Het Post islamisme is noch anti-islamitisch noch anti-westers; het is eerder een poging om de tegenstellingen tussen Iran en islam, moderniteit en traditie en tussen globalisme en isolationisme op te heffen. De Iraanse beweging verlangt naar leiderschap en ideologische consolidatie. Maar een dergelijk leiderschap en een dergelijke ideologie kan alleen ontstaan als deze berust op een kern van een civil society. Tegelijkertijd is het zo dat indien de civil society de rol van de staat in dit proces onderschat, het niet een dominante ideologie voort zal kunnen brengen omdat er dan ook serieuze reacties van islamisten zullen komen. En de nieuwe beweging zal de mogelijke reacties van krachten buiten het land ook niet niet moeten vergeten. Dus de nieuwe beweging heeft een evenwichtige combinatie van Iran, islam en de wereld nodig.

Even nog – kort – een stukje geschiedenis.
Om hun heerschappij te consolideren en hun tegenstanders te onderdrukken, propageerden Ayatollah Khomeini en zijn volgelingen een pan-islamitische ideologie, die het Iraans nationalisme en het shi’isme ondergeschikt maakte aan de eenheid van moslims in de wereld. Aan het begin van de jaren tachtig uitten de leidende geestelijken het woord “Iran” slechts zelden of nooit. Boeken werden herschreven om naar de achtergrond te schuiven of om te negeren wat Iran in de pre-islamitische periode had bereikt. Volgers van de harde lijn poogden zelfs om de Persepolis, het belangrijkste symbool van de oude Perzische beschaving, af te breken. Dit markeerde de “Islam-Islam” periode. Het is de periode waarin de heersende geestelijken zelfs het bestaan van Iran, onafhankelijk van de islam niet erkenden.
Maar de anti-nationalistische retoriek van de geestelijkheid was leeg. Het verborg niet alleen Iran, maar ook het shi’isme allemaal onder het vaandel van de pan-islam. Deze retoriek miste de oprechte steun van de niet-politieke geestelijkheid in Qom en van de bevolking. De excessieve pan-islamitische retoriek was, zo leek het, bedoeld om Iran te verenigen met de islamitische wereld, terwijl daarnaast de nationalistische leiders wedijverden met deze geestelijkheid om de politieke macht. Gelet op het nationalisme van de Iraniërs was het vanaf het begin duidelijk dat het verheffen van de islam ten koste van Iran en het shi’isme niet lang kon duren.
Ondanks alles dat is gezegd over de Iraanse “islamitische” revolutie, betekende de revolutie van 1979 de continuering van nationalistische, anti-koloniale en islamitische ideologie sinds de helft van de negentiende eeuw. De oorzaak was de belofte van Khomeini dat gelijkheid, het toepassen van de wet en de bevrijding uit de buitenlandse overheersing verzekerd zouden zijn in de islamitische republiek. Iraniërs wilden geen islam om de islam. Zij vonden veeleer dat de religie en Khomeini’s charisma de enige krachten waren die in staat waren het land te verenigen en nationale idealen te bereiken. Shi’itische symboliek vormde een middel om de revolutionaire denkbeelden te promoten.

Terug naar nu…
Iran maakt op dit moment een pijnlijke transformatie door naar democratie en is het enige Moslimland waar de mensen zich doelbewust afwenden van een radicale Islam. Ondanks alle pressie zowel van binnen als van buiten en ondanks de slagkracht van het religieuze recht, overleeft de democratische beweging.
In de dynamiek van de elkaar tegensprekende en tegenwerkende krachten in de samenleving zoals ik eerder noemde is het dus van eminent belang dat de nationale denkrichting zich binnen de nieuwe beweging een belangrijke plaats verwerft omdat de beweging op deze manier op een grote steun zal kunnen rekenen in de samenleving.
Iran belooft dan in de toekomst een heel ander land te worden dan het nu is. Het is de verwachting dat de Islam in belang gaat afnemen wat betreft regeringsverantwoordelijkheid en dat de maatschappij meer en meer naar pluralisme toe gaat groeien. Wat Iran zo interessant maakt is het feit dat het land aan de ene kant geen echte democratie genoemd kan worden, maar aan de andere kant ook geen religieuze theocratie.

Voor diegenen onder ons waarbij het concept democratie een maatschappij betekent van gelijke mensen, die politiek geëngageerd zijn, tolerant tegenover afwijkende meningen en leefwijzen, allemaal een gelijke stem bezitten om onze leiders te kiezen en hen ook tot verantwoording te kunnen roepen, voor diegenen zal de Islamitische Republiek van Iran een zwakke kandidaat voor democratie toeschijnen. Ook is er nog geen gesmeerd lopende overgang naar democratisering, want er vindt vooralsnog weinig verdieping plaats in de benodigde stappen naar democratie.
Maar we zouden wel kunnen zeggen dat het land zich in een politiek grijze fase bevindt zonder de benodigde attributen voor het politieke democratische leven. Regelmatige en eerlijke verkiezingen maakt een democratie sterker en verdiept de politieke participatie en de democratische verantwoordelijkheid in een land. En verkiezingen zijn in Iran inderdaad op regelmatige basis gehouden in de afgelopen jaren.

En dan de civiele maatschappij.
Het concept civiele maatschappij wordt nu gebruikt in de literatuur van de vierde generatie van Iraanse intellectuelen. Niet alleen als institutionele bagage maar nog meer als een speciale manier van denken en van politiek gedrag. De civiele maatschappij zoals het zich ontwikkelt in Iran verschaft hen gereedschap om kritiek te uiten en zou kunnen werken als een regulerend principe naar democratisering in Iran.
Uit de artikelen van de Iraanse intellectuelen spreekt geen engagement met de ideologische politiek. Zij uiten veel meer hun kritiek op de antidemocratische en autoritaire aspecten van de Iraanse politieke en de sociale tradities. De schok van de revolutie en de evaluatie van de politieke idealen zijn deel geweest van een leerproces dat collectief doet kiezen voor een verantwoordelijkheidsgevoel onder de jonge generatie van Iraanse intellectuelen. Zij opteren voor een politiek pragmatisme in plaats van een ideologisch dogmatisme.

Als laatste opmerking:

Het westen heeft een redelijke verstandhouding met Teheran even hard nodig als Iran de band met het westen. Iran heeft altijd een moderne natie willen zijn en heeft investeringen nodig om aan de zeer snel groeiende bevolking alleen al banen te kunnen bieden.

De Nederlandse politiek heeft best een aardige invloed op Iran. President Ahmadinajed heeft ook geleerd om te zeggen:
IK ZEG WAT IK DENK

DAT HOORT OOK BIJ DE POST ISLAMITISCHE TREND

Farhad Golyardi

Farhad Golyardi

Farhad Golyardi is a sociologist, researcher, and editor of Eutopia Institute, a transnational gathering place of thinkers and writers whose research interests include the Middle East, Populism, social movements, and cultural diversity.