WestWorld

De EU, Nederland en de Roma

By Friday 20 November 2009 No Comments

De Roma zijn in Europa steeds vaker het slachtoffer van extreem geweld. Hiertegen wordt tot nu toe maar weinig ondernomen. De facto zijn de Roma de laatste Europese minderheid, waartegen schaamteloos en ongestraft kan worden gediscrimineerd, zoals Edward Said een paar jaar voor zijn dood opmerkte. Het lakse optreden van de EU en haar lidstaten tegen het toegenomen geweld onthult zowel een structurele vorm van Europees racisme als flagrante tegenstrijdigheden in het EU minderhedenbeleid. De EU, de Nederlandse regering inclusief, moet de schendingen van de rechten van de Roma in zowel Oost- als West-Europa ondubbelzinnig, daadkrachtig en met adequate middelen bestrijden.

Op 2 augustus 2009 herdachten Sinti en Roma in het voormalige vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau in Polen de Nazi genocide op minstens een kwart miljoen leden van hun minderheid. In het bijzonder herdachten ze de liquidatie van het zogeheten ‘kamp voor zigeunerfamilies’ in Auschwitz. 65 jaar geleden werden in de nacht van 2 op 3 augustus 1944 alle toen nog overlevende Sinti en Roma uit dit kamp in de gaskamers vermoord.

Toeval of niet: in dezelfde nacht van 2 op 3 augustus werd deze zomer zonder enige aanleiding in Noordoost Hongarije een Roma vrouw vermoord. Haar dochtertje is bij de aanslag levensgevaarlijk gewond geraakt. Deze aanslag is de voorlopig laatste in een reeks van 24 aanslagen op Roma in Hongarije, waarbij sinds begin 2008 negen van hen zijn vermoord. Nog in februari van dit jaar werden een Roma man en zijn zoontje doodgeschoten, nadat ze probeerden uit hun in brand gestoken huis te vluchten. Een aantal van de bussen die werden ingezet om Hongaren de mogelijkheid te bieden de begrafenis bij te wonen en sympathie te betuigen, werd een paar dagen na de uitvaart opgeblazen. In Hongarije zijn in de laatste twee jaar negen aanslagen met molotovcocktails gemeld en drie waarbij granaten naar huizen van Roma zijn geworpen. Ook in Tsjechië is de molotovcocktail dit jaar verschillende keren tegen Roma beproefd.

De moorden, aanslagen en busbranden zijn officieel ‘onopgelost’. In beide landen vermoeden Roma belangenorganisaties en mensenrechtenactivisten echter de betrokkenheid van extremistische groeperingen, die mogelijk ook banden met de politie hebben. In Hongarije stelt men de Hongaarse Garde (Magyar Garda) verantwoordelijk, een groepering die gelieerd is aan de politieke partij Jobbik. Deze populistische en nationalistische partij haalde dit voorjaar bij de Europese verkiezingen 15 procent van de stemmen en noemt zich een ‘Beweging voor een beter Hongarije’. De Bulgaarse extreemrechtse politieke partij Ataka (‘Val aan’), die eveneens met geweld tegen Roma wordt verbonden, werd bij de Europese verkiezingen door 12 procent van het electoraat gesteund.

Geweld dat zich nadrukkelijk tegen Roma richt is in korte tijd in verschillende Europese landen explosief toegenomen. In juni werden in Noord-Ierland aanslagen op Roemeense Roma migranten gepleegd. Italië past antiterreurwetgeving toe om Roma uit het voormalige Joegoslavië en Roemenië zonder proces of aanleiding het land uit te zetten, terwijl ze daar soms al jaren wonen of in het bezit van een werkvergunning zijn. In Tsjechië organiseren extremisten regelmatig marsen door wijken waar Roma wonen. De Tsjechische regering weet zich hiermee geen raad en heeft herhaaldelijk het leger ingezet om die wijken te blokkeren en erger te voorkomen. Slowakije werd in maart opgeschud door een schandaal rond politieagenten die Romajongeren hadden gemarteld.

In de Nederlandse en internationale media wordt van deze schendingen weinig, maar wel steeds vaker melding gemaakt. Zelden worden ze echter met elkaar in verband gebracht. Daardoor wordt ofwel gesuggereerd dat we hier te maken hebben met ‘lokale incidenten’, in plaats van met een Europese trend. Of er wordt een portret van Roma gemaakt—vaak met een grote foto erbij—dat gemakkelijk aansluit bij een lange geschiedenis van stereotype voorstellingen van ‘zigeuners’ als nomaden, uitvreters of malafide handelaren. De Roma zouden zelf ook niet van die lieverdjes zijn en al te snel in de slachtofferrol kruipen, al dan niet verwijzend naar wat hen in de Tweede Wereldoorlog is overkomen.

Door de zowel incidentele als stereotype berichtgeving rondom Roma ontbreekt een analyse van de manier waarop de huidige tendensen een structurele vorm van Europees racisme aan de dag leggen. In 1992 stelde Václav Havel dat de situatie van de Roma dé lakmoesproef voor de Europese democratie was. Die proef is tot op heden mislukt. In het huidige Europa hebben zich hardnekkige vormen van Romafobie en Romahaat ontwikkeld, waartegen tot op heden niet met adequate maatregelen is opgetreden. In verschillende landen, zoals in Tsjechië, Slowakije en Hongarije, is ook de segregatie van Roma in aparte getto’s de laatste jaren eerder toe- dan afgenomen.

Het is overigens niet zo dat de schendingen van de burger- en mensenrechten van Roma niet opgemerkt worden. Al in 2002 verduidelijkte de juriste Marcia Rooker in haar proefschrift The International Supervision of Protection of Romany People in Europe dat er aan de monitormechanismen om de schendingen van de rechten van Roma in beeld te brengen niet zo veel ontbreekt. Die functioneren redelijk goed en zijn geïncorporeerd in Europese en internationale instituties. Het ontbreekt echter grotendeels aan de naleving van die rechten en de bekrachtiging van maatregelen die de schendingen ervan structureel een halt toeroepen.

Dat heeft te maken met de paradox die de Europese bescherming van minderheden heet. In 1993 klonk het nog mooi: mensenrechten en de bescherming van minderheden zouden volgens de Kopenhagen-criteria voor de uitbreiding van de EU de toekomstige Unie karakteriseren. Staten in Oost-Europa die lid van de Unie wilden worden, moesten eerst orde op zaken stellen en vooral de omgang met hun Roma minderheden noemenswaardig verbeteren. Wie echter de toetredingsonderhandelingen op dit punt heeft gevolgd, is er getuige van geweest dat alle rapporten die de Europese Commissie tussen 1998 en 2007 over de vorderingen van de kandidaat-lidstaten heeft geschreven het op één punt eens waren: de situatie van de Roma verbeterde in die periode niet structureel.

Het zou echter van hypocrisie getuigen om deze constatering eenzijdig te zien als een gevolg van de onwil van de toenmalige kandidaat-lidstaten en de weerbarstigheid van hun instituties. De situatie van de Roma bleek geenszins doorslaggevend voor de uiteindelijke toetreding. Bovendien werd in de EU in het proces dat aan de toetreding voorafging met twee maten gemeten. Enerzijds stelde de Unie dat de rechten van de Oost-Europese Roma op grote schaal werden geschonden. Anderzijds was vrijwel geen EU lidstaat bereid om Roma op te nemen die politiek asiel in West-Europa aanvroegen. Sterker nog, verschillende lidstaten namen het zelf niet zo nauw met de mensenrechten en deporteerden Roma migranten collectief en zonder asielprocedure naar hun land van herkomst. Dat deed bijvoorbeeld België met een groep Slowaakse Roma; ook Duitsland heeft zich daaraan schuldig gemaakt. Groot-Brittannië volgde een andere strategie en sloot een geheim pact met de Tsjechische overheid om vluchten naar Londen voor vertrek op de aanwezigheid van Roma te screenen. In Oost-Europese landen vonden politici van verschillende pluimage in de West-Europese ambivalenties een gemakkelijke rechtvaardiging voor hun idee dat de gediscrimineerde Roma zich aanstelden. Toen de Tsjechische president Václav Klaus (toen nog premier) in 2003 in het BBC-programma Hard Talk werd gevraagd naar de discriminatie van Roma in Tsjechië, antwoordde hij dat deze suggestie alleen al van zo’n stommiteit getuigde, dat hij er niet op wilde reageren.

Maar er was meer aan de hand: op het moment dat de EU in 1993 haar grote uitbreidingsronde naar het oosten inzette, beschikte de Unie in feite niet over een ‘minderhedenbeleid’. Daar kwam bij dat verschillende oude EU lidstaten hun eigen Roma minderheden ook niet zo netjes behandelden. Het is de EU met andere woorden niet gelukt om de ‘norm’ te stellen, laat staan normen op zo’n manier te ontwikkelen dat ze op een adequate manier bekrachtigd kunnen worden. Ik doel hier overigens niet in de eerste plaats op juridische maatregelen. Het valt immers te verdedigen dat het huidige EU mensenrechtenbeleid het mogelijk maakt benadeelde Roma in het gelijk te stellen. Dat is ook verschillende malen voor het Europese Hof voor de Mensenrechten gebeurd, zij het meestal vele jaren nadat het leed was geleden en vaak zonder dat nationale gerechtshoven de schendingen van de rechten van Roma adequaat in behandeling hadden genomen. Het Europese Hof heeft in deze recente zaken dus vooral bewezen een laatste redmiddel te zijn, als geen enkel ander orgaan de betrokken Roma juridisch bijstand wilde verlenen.

Om Europese regels en kaders te ontwikkelen die de Roma daadwerkelijk beschermen—en bij voorkeur niet pas nadat het kwaad al geschied is—is dus substantieel meer inspanning vereist. Het gaat allereerst om de ontwikkeling van een kritische attitude in de EU die racisme en discriminatie jegens Roma ondubbelzinnig én daadkrachtig aan de kaak stelt. Hoe halfslachtig de Unie tot nu toe reageert, blijkt uit twee recente voorvallen. Sinds de groei van geweld tegen Roma in Tsjechië, heeft een toenemend aantal Roma asiel in Canada aangevraagd. Na mislukte diplomatieke pogingen van de Canadese autoriteiten om het tij te keren, heeft Canada een visumplicht voor Tsjechen ingevoerd. Hoewel de EU het ‘betreurt’ dat Canada EU burgers zo’n plicht oplegt, heeft de Unie noch duidelijk stelling genomen tegen Canada, noch tegen Tsjechië. Zowel Canada als Tsjechië blijken niet bereid om de oorzaken van de asielaanvragen serieus onder de loep te nemen, terwijl de EU zo’n onderzoek krachtig zou moeten stimuleren.

Duidelijker nog blijkt de halfslachtigheid van de EU inzake haar houding ten opzichte van Italië. Onder de eufemistische benaming ‘wetten ter bescherming van nomadische culturen’ worden Roma daar stelselmatig van maatschappelijke participatie uitgesloten, iets wat geheel in strijd is met het Europese integratiebeleid. Italië heeft in de afgelopen decennia een omvangrijk stelsel van zogeheten ‘nomadenkampen’ ontwikkeld, waar in de jaren negentig onder meer Roma vluchtelingen uit het voormalige Joegoslavië zijn ondergebracht. Recenter zijn daar Roma migranten uit andere Balkanlanden bijgekomen. Italiaanse autoriteiten maken de kampen regelmatig met de grond gelijk om permanente vestiging van de ‘nomaden’ te voorkomen. De meer gevestigde kampen worden omgeven door muren en staan onder permanent cameratoezicht. De nieuwe regering Berlusconi heeft bovendien wetgeving bekrachtigd die het mogelijk maakt vingerafdrukken van alle Roma af te nemen, ook al gaat het in veel gevallen om Roemeense EU burgers die legaal in Italië verblijven en een structurele bijdrage leveren aan de Italiaanse arbeidsmarkt.

Ondanks felle protesten van een aantal Europarlementariërs—onder wie Jan Marinus Wiersma (PvdA) en Els de Groen (Europa Transparant)—en ondanks de aanname van een resolutie door het Europarlement die de Italiaanse registratie op grond van etniciteit sterk veroordeelt, is de EU niet bereid om verder te gaan dan deze papieren maatregel. De Nederlandse reactie was ronduit hypocriet. In 2007 wilde staatssecretaris Albayrak naar aanleiding van de situatie in Italië laten onderzoeken of ‘Bulgaarse en Roemeense criminelen’ Nederland versneld konden worden uitgezet. In plaats van op de schendingen van de rechten van Roma te wijzen, werd het Italiaanse model van versnelde uitzettingen als optie voor Nederland overwogen. Als mensenrechten ‘er zijn voor iedereen, altijd en overal’, zoals minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen onlangs op de opiniepagina van NRC-Handelsblad (29-7-2009) verdedigde, dan moeten we ons afvragen waarop de visie van de huidige Nederlandse regering op de situatie van de Roma precies berust. Hoewel het toegejuicht moet worden dat Nederland verschillende Roma organisaties en netwerken in Europa duurzaam steunt, moet de Nederlandse regering de schendingen van de rechten van Roma ondubbelzinnig veroordelen en in Europa het voortouw nemen dergelijke intoleranties krachtig te bestrijden.

Meer in het algemeen dienen we ons af te vragen waarom we tot op heden in Europa niet bereid zijn in de bres te springen voor de Roma, die Europa’s grootste transnationale minderheid vormen. Misschien moeten we het antwoord daarop zoeken in een andere Italiaanse affaire. In de zomer van 2008 verdronken twee in Italiaanse kampen geboren en getogen Roma meisjes voor de kust bij Napels. Een foto die naar aanleiding van dit ongeval in een dagblad verscheen, schokte de Italiaanse publieke opinie. Daarop zien we twee half ontklede badgasten ongegeneerd en onaangedaan een broodje op het strand eten, terwijl naast hen de lijken van de twee meisjes liggen, half afgedekt, maar de vier kindervoeten duidelijk zichtbaar.

Deze foto symboliseert een ontwikkeling die nu al geruime tijd in Europa gaande is: we bekommeren ons niet echt om de Roma, zelfs niet als zij het slachtoffer worden van ellende, uitbuiting of extreem geweld. Een vertegenwoordiger van het Helsinki mensenrechtencomité suggereerde onlangs dat de geleidelijke ontmenselijking van de Roma het mogelijk maakt hun uitsluiting of zelfs hun dood te vergoelijken. Alleen als de EU zich met gepaste politieke, juridische en educatieve middelen tegen de voorstelling van de Roma als minder-gelijk-dan-anderen verzet, kan het huidige tij gekeerd worden.

Huub van Baar is onderzoeker aan de Amsterdam School for Cultural Analysis van de Universiteit van Amsterdam

Huub van Baar

Huub van Baar

Hij is onderzoeker aan de Amsterdam School for Cultural Analysis van de Universiteit van Amsterdam.

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.