PoliticsWorld

De samenleving op de divan

By Friday 29 January 2010 No Comments

Kunnen we zeggen dat een land, stad of samenleving een ‘geest’ heeft, net als een mens? En als dat zo is, kan die geest dan op dezelfde manier een aandoening hebben als de menselijke geest of psyche? De vergelijking is in ieder geval niet nieuw. De eerste keer is die, voor zover ik weet, getrokken door Plato, in misschien wel zijn hoofdwerk, De Republiek, Πολιτεια. In dit geschrift vergelijkt Plato de constitutie van een samenleving met die van een menselijke geest (in een recente uitgave is Πολιτεια trouwens ook vertaald als ‘Constitutie’). Zo valt, volgens Plato, ook onder menselijke psyches onderscheid te maken tussen ‘dictatoriale’ neigingen, ‘democratische’ en ‘aristocratische’. De filosoof had een voorkeur voor een staatinrichting van het laatste type, de aristocratie of regering van wijzen, en wees de democratie overigens resoluut af.

Wat de tweede vraag betreft, of een samenleving ziek kan zijn, zoals de menselijke geest dat kan zijn, zien we een klein begin van deze idee in de psychoanalyse, bijvoorbeeld bij Freud. In het buitengewoon interessante werkje De oorsprong van de religie licht Freud toe hoe de antieke gewoonte om joden lepralijders te noemen mogelijk gebaseerd is op projectie. In een – belangrijke – voetnoot bespreekt hij hoe een Egyptische hogepriester eens schreef dat de joden zich afzijdig hielden van alle anderen, alsof zij (de niet-joden) lepralijders waren. Het psychologische mechanisme dat dit in werking heeft gezet, meent Freud, was dat degenen die het onaangename gevoel kregen dat ze als lepralijders waren, deze conditie toekenden aan degenen die hen dat gevoel gaven door hen zo te behandelen.

Een ander voorbeeld van een psychoanalytisch concept dat wel op de samenleving is toegepast, is dat van compensatie. Freud beschrijft dit in zijn ziektegeschiedenis De Rattenman. Hierin rechtvaardigt een man dat hij een meisje misbruikt. De man heeft de obsessieve gewoonte Freud met gewassen en gestreken bankbiljetten te betalen. Freud meent dat de man met deze gewoonte, onbewust, een ongerechtigheid in zijn bewustzijn compenseert. Dit is pathologisch, want de schone bankbiljetten doen het misbruik van het meisje niet teniet. Op vergelijkbare wijze wordt wel eens beweerd dat het niet zien van de mishandeling van de Palestijnen in Israël door Europese landen, verklaard kan worden als compensatie voor een schuldgevoel tegenover het joodse volk voor wat het in de Tweede Wereldoorlog heeft moeten doormaken. Aan dat laatste is niets meer te doen, maar omdat het onbewuste zich geen raad weet met het schuldgevoel, zet het de drager ervan ertoe aan dit te compenseren.

Maar er is nog een ander psychoanalytisch concept dat ons wel eens iets over de werking van de samenleving zou kunnen vertellen, namelijk Jung’s concept van de enantiodromie. Het is opvallend dat dit begrip nog zo onbekend is, omdat enantiodromie, al is het moeilijk uit te spreken, een uitermate boeiend concept is. Het staat voor de tendentie van extremen om om te slaan in hun tegendeel. De fervente roker wordt bijvoorbeeld een fanatieke niet-roker, of de communist een fascist, in plaats van een gematigde sociaaldemocraat. Jung’s verklaring hiervoor is dat een bewuste extreme positie onbewuste weerstand opbouwt, die op een gegeven moment zo kan accumuleren, dat die het bewuste standpunt als het ware ‘overmeestert’ en dan resulteert in het tegendeel van het oorspronkelijke standpunt. Een extreem bevat zo dus vaak de kiem van zijn tegenovergestelde.

Maar waarom zou dit concept een plaats verdienen naast projectie en compensatie, in de toepassing op maatschappelijke fenomenen? Omdat het, denk ik, een groot aantal verschijnselen kan verklaren – niet in de laatste plaats de ronduit verbazingwekkende verschuiving die we de afgelopen vijftien jaar in Nederland hebben gezien, van een samenleving die internationaal als één van de meest tolerante en ruimhartige in Europa werd gezien, naar één waarin regels opeens regels zijn, en niemand (goed, ik overdrijf) nog iets van een ander ‘pikt’; van een land dat werd geleid door mensen als Kok en Lubbers, naar één waarin de PVV de grootste partij van het land lijkt te worden. En deze hele verschuiving lijkt zich te concenteren rond begrippen als allochtonen, immigratie en islam – kortom, het integratievraagstuk. Het lijkt niet unfair te zeggen dat de sfeer volledig verzuurd is.

Wat is er gebeurd? Als we de zaak proberen te begrijpen door middel van het begrip enantiodromie, zouden we kunnen zeggen dat de tolerantie die we in Nederland, zeg in de late jaren ’80, begin jaren ’90 kenden (de jaren van Gullit, Rijkaard en de multiculturele samenleving), extreem was, en de kiemen bevatte waaruit haar tegendeel kon groeien. Dat kwam natuurlijk niet door Gullit en Rijkaard. Maar het is, denk ik, wél juist om te zeggen dat destijds opmerkingen over ‘buitenlanders’ wel heel snel werden aangemerkt als racisme (zelfs, zoals wel eens is gezegd, als iemand zei dat burgers van Marokkaanse afkomst er over het algemeen een beetje anders uitzien dan autochtone Nederlanders). Misschien opnieuw een geval van compensatie, ditmaal voor het koloniale verleden?

Over de gevolgen van deze omslag wil ik het nu niet hebben, maar ik denk wel dat het ene extreem, waarin we ons nu bevinden, het gevolg is van het hieraanvoorafgaande. Als we nu terug willen naar de multiculturele samenleving (en ik wil dat graag), is het niet goed genoeg om stoïcijns in de reflexen van het voorgaande extreem te blijven volharden. Wat ik zou willen voorstellen is te kijken naar wat de psychoanalyse ons verder nog kan vertellen. Van belang is, dat zowel compensatie als enantiodromie onbewuste processen zijn. Nu is er niets mis met het onbewustzijn op zich, maar voor degenen die het land regeren is het van belang dat het onbewuste bewust, ‘zichtbaar’ wordt gemaakt. Onbewust lijken er nu twee kampen te zijn ontstaan: het ene is dat van de compensatie, dat, bijvoorbeeld, de huidige situatie gebruikt om te compenseren voor schuldgevoel over de Tweede Wereldoorlog – met ditmaal immigranten in de plaats van de joden. Het andere is dat van de enantiodromie, waarbij nu opeens alles en iedereen wat of wie buitenlands is, met argwaan wordt bezien.

Waar het volgens mij nu om gaat, is uit deze reflexen te ontsnappen en rationeel te handelen. Nederland is nog een steeds een bijzonder land met in potentie de rol van mondiale voortrekker. Maar op dit kruispunt, met een groeiend aantal immigranten, toenemende integratie in Europa en verschuivende mondiale machtsverhoudingen en culturele invloeden, is het wel van belang de juiste keuzes te maken om die rol te blijven spelen. Die keuzes kunnen alleen worden gemaakt op rationele basis, ook al wil het feit dat de ratio een goede gids voor bestuur is niet zeggen dat het dit ook is voor andere gebieden van het leven. En op grond van de rede valt de duidelijke conclusie te trekken dat extreme tolerantie kan leiden tot extreme intolerantie. Laten we dus zo nu en dan eens een beetje intolerant zijn waar dat nodig is, om de extreme variant te vermijden.

Moritz Bilagher
Nairobi, Kenia

Moritz

Moritz

Moritz Bilagher was drie jaar werkzaam als Assistent Deskundige (Onderzoek & Evaluatie) voor het onderwijsprogramma van UNRWA, het Verenigde Naties agentschap voor Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten. Op dit moment werkzaam voor een Brits overheidsagentschap.

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.