DiversityPolitics

Een zomerwandeling door de Indische Buurt

By Tuesday 20 July 2010 No Comments

Met een oude vriend liep ik door een van de Amsterdamse ‘prachtwijken’ die doorgaans in het nieuws komen als een paar jongens van Marokkaanse komaf rottigheid hebben uitgehaald. Als we de berichten in de media moesten geloven was de buurt waarin wij opgroeiden veranderd van een knusse enclave waar authentieke Amsterdamse arbeiders gezellig bij elkaar woonden, in een bedreigend oord dat wordt gedomineerd door boze mannetjesmensen van moslimhuize.

Van een paar vrienden van vroeger hadden we soortgelijke observaties gehoord. Ze waren ervan overtuigd dat de zonen van arbeidsmigranten die de voormalige woningen van onze ouders bezetten, de wijk definitief onleefbaar hebben gemaakt. Alle verbeteringen die er de laatste jaren zijn aangebracht waren in hun ogen parels voor de zwijnen; zijzelf koesterden warme herinneringen aan hoe het er was voordat de Echte Mokumers naar Almere, Lelystad en Purmerend vertrokken. Volgens hen was de Indische Buurt destijds een veilige enclave geweest, vol joviale mensen die hun stoepjes veegden, bij elkaar op de koffie kwamen, aardige kinderen hadden en leuke geintjes maakten.

Het was een vorm van nostalgie die mij en mijn vriend beide vreemd is. Voordat we onze wandeling begonnen, bekenden we dat we er een beetje tegenop zagen terug te keren naar de omgeving van onze jeugd. Niet vanwege de veranderde bevolkingssamenstelling, maar vanwege onze eigen herinneringen aan de buurt, die volgens velen pas eng was geworden toen er mensen uit warme landen neerstreken. In onze hoofden hadden zich beelden vastgezet van donkere straten, angstaanjagende portieken, alcoholisten met losse handjes, onwelriekende woningen en – vooral – van opgeschoten jongens die ons het leven zuur zouden maken.

Toen we over de Zeeburgerdijk richting Timorplein liepen kwamen de eerste naargeestige verhalen bovendrijven. ‘Daar op dat plein had je een ambachtschool’, zei mijn vriend met de intonatie van iemand die op het punt staat de benen te nemen. ‘Ja, en als die uitging kon je beter een bochtje om gaan,’ vulde ik aan. Was je een meisje of een wat fragiel uitgevallen jongen, dan liep je kans te grazen te worden genomen door de meest stoerdoenerige leerlingen van de LTS. Begeleid door hoongelach van hun kornuiten scholden ze je uit, lieten je struikelen, pikten je geld, gaven je in het voorbijgaan een schop, duwden je omver of kieperden de inhoud van je schooltas op straat. Overigens haalden we het niet in ons hoofd thuis of op school te klagen over de behandeling die ons ten deel viel. We schaamden ons ervoor dat wij bij de zwakkeren hoorden en vonden net zoals onze moeders dat wij ons op straat moesten kunnen handhaven.

Veel van wat er in de jaren zestig aan naars plaatsvond in de publieke ruimte van de Indische Buurt werd op die manier verzwegen en raakte uiteindelijk in de vergetelheid. Die ene buurvrouw die telkens weer een steen door haar ruit kreeg omdat ze wat teruggetrokken leefde werd beschouwd als een zonderling, niet als iemand die steun verdiende. En er is bijna niemand meer die zich kan voorstellen dat er in het Flevoparkbad toen ook al groepen jongens waren die er een gewoonte van maakten meisjes aan te randen. Dan vormden ze in het zwembad een kring om je heen, duwden je onder water en pakten je om de beurt hardhandig in je kruis en bij je opkomende borsten. Als je je dan met veel moeite aan hun greep had ontworsteld, kreeg je van de badmeester te horen dat je het er zelf naar had gemaakt. Allebei vonden we het winst dat er tegenwoordig wél wordt opgetreden tegen dat soort dingen. Maar waarom zit er altijd de analyse aan vast dat het treiteren van meisjes, mietjes en afwijkende types pas begon toen die rotjongens van kleur verschoten?

Tijdens onze wandeling kwamen we op veel voorbeelden van schofterig gedrag dat wij nog van vroeger kenden, maar dat anno 2010 wordt voorgesteld als ‘eigen aan de islam’. Ook verbaasden we ons over de selectiviteit van ons eigen geheugen. Die was minstens zo groot als de selectieve verontwaardiging van de inmiddels door rechts en links omarmde Wilders-aanhang waarmee wij vroeger op school zaten. Hoewel we meestal op ons hoede waren, werd het dagelijks leven van toen net zo min gedomineerd door asociale pubers als dat van de meeste buurtbewoners nu. Het is bizar dat anderhalf miljoen Nederlanders zich hebben verschanst achter een hystericus die een paar honderd Randstedelijke rotjongens afspiegelt als de koloniale voorhoede van de radicale islam. Verontrustender is het dat de Wilders-stemmers serieuzer worden genomen als de rest van het electoraat.

Ondertussen gaat het leven in de oude achterstandswijken gewoon door. We stellen vast dat we door een tamelijk relaxt stuk van Amsterdam kuieren, waar de retoriek van de Haagse Rattenvanger van Hamelen ver weg lijkt. De straten van onze jeugd zijn breder en lichter dan de beelden die bij ons waren blijven hangen. Bovendien is er veel gedaan om de buurt mooier te maken. Op het Timorplein heeft de ambachtschool plaatsgemaakt voor een bioscoop, een hotel en een fraai restaurant met terras. Overal zijn bomen geplant en de meest bedompte woonblokken zijn vervangen door aantrekkelijke nieuwbouw. Het leek ons een vriendelijke omgeving om in op te groeien. Maar het is niet ondenkbaar dat er over een jaar of veertig twee voormalige gastarbeiderskinderen rondlopen, die op hun beurt met verbazing constateren dat het er nooit zo erg geweest kan zijn als zij altijd hebben gedacht.

Marja Vuijsje

Marja Vuijsje

Zij is freelance journalist. Ze werkte jarenlang als redacteur voor het maandblad Opzij, schreef onder meer voor Vrij Nederland en Het Parool en was redactiechef van het radioprogramma Met het oog op morgen. Haar boek 'Joke Smit, biografie van een feministe' (Uitgeverij Atlas, 2008) werd genomineerd voor de Grote Geschiedenis Prijs 2009 en stond op de Tiplijst van de AKO-Literatuurprijs 2009.c

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.