IslamPolitics

Is islamofobie een epifenomeen?

By Wednesday 28 September 2011 No Comments

Onlangs werd de Universiteit van Amsterdam vereerd door een bezoek van Hamid Dabashi, Amerikaans-Iraanse cultuurfilosoof en literatuurwetenschapper aan de Columbia University in New York. Hij kwam om te praten over zijn recente boek Brown Skin, White Masks, waarin hij kritiek uit op bepaalde intellectuele migranten die de westerse islamofobie hebben versterkt.

Daarbij merkte hij op dat islamofobie een zogenaamd “epifenomeen” is: een secundair fenomeen dat wordt mogelijk gemaakt door een primaire oorzaak. Waar het in het volgens Dabashi echt om gaat is niet de islam, maar arbeidsmigratie. En inderdaad kun je je afvragen waar de islamofobe Nederlandse burger ‘opeens’ vandaan komt. Zijn de gevoelens die hij laat blijken niet verbonden met de negatieve sentimenten over migranten die al lang voordat hun geloof als probleem werd gezien aanwezig waren? Laten we deze redeneertrant eens nader bekijken. Wat is een epifenomeen eigenlijk? En waarom zouden we de Nederlandse en Europese islamofobie als zodanig moeten zien? Ik ben van mening dat het concept van het epifenomeen sowieso aan kritiek onderhevig zou moeten zijn, terwijl tegelijkertijd (onder meer) de rol van de arbeidsmigratie moet worden bestudeerd om de heersende islamofobie te kunnen begrijpen.

1. Wat is een epifenomeen?
Een epifenomeen is een secundair gevolg dat mogelijk wordt gemaakt door een primaire oorzaak; het is geen drijvende kracht op zichzelf in een causale keten van gebeurtenissen. Een beroemd ‒ en berucht ‒ gebruik van het voorvoegsel ‘epi’ stamt uit de middeleeuwse astronomie. De grote, cirkelvormige bewegingen van de planeten werden ermee onderscheiden van de kleinere cirkels die men had bedacht om de vergissingen te verklaren in de voorspellingen van die bewegingen. Een dergelijke kleine cirkelvormige beweging heette een epicyclus.

In plaats van te beseffen dat er iets mis was met het (min of meer) geocentrische Ptolemaeïsche systeem, voegden de wetenschappers aan de cirkelvormige bewegingen van de hemellichamen dergelijke epicycli toe. Dit verduidelijkte de planetaire bewegingen en hun oorzaken allerminst. In plaats daarvan werd een ondeugdelijk en verouderd model nog ingewikkelder gemaakt; alsof je een huis voortdurend verbouwt: de mensen kunnen er nog steeds in, maar het wordt steeds ongerieflijker. Daarom was de Copernicaanse revolutie een verademing. Tegenwoordig staat het woord epicyclus voor slecht wetenschappelijk onderzoek waarbij fenomenen en oorzaken worden toegevoegd waar de werkelijke oorzaken veel beter kunnen worden omschreven met een eenvoudiger model.

Als we ons uitsluitend richten op een epifenomeen, kunnen we de achterliggende oorzaken niet begrijpen. In onze (visuele) verbeelding is de metafoor van een epifenomeen niet alleen secundair causaal, maar brengt deze zelf ook geen causale effecten teweeg. Een epifenomeen wordt veroorzaakt, maar kan zelf niets veroorzaken. Een wat bescheidener opvatting van een epifenomeen is dat het een klein beetje beweging kan veroorzaken, maar niet veel. Om het in marxistische termen te vatten: de onderbouw vormt de voorwaarde voor de bovenbouw. De bovenbouw kan de onderbouw weliswaar beïnvloeden, maar de laatste bepaalt de verschijningsvorm van de eerste. Een subtielere interpretatie zou zijn dat de onderbouw een voorwaarde is voor het bestaan van de bovenbouw, maar deze niet determineert; in plaats daarvan hebben onder- en bovenbouw een symbiotische relatie. Een dergelijke opvatting zou echter het onderscheid ondergraven tussen een fenomeen en een bijkomend, of secundair, epifenomeen. Beiden zijn daarvoor te invloedrijk en relevant.

2. Waarom zouden we de islamofobie zien als een epifenomeen?
De geschiedenis van de islamitische wereld, van Córdoba tot Jakarta, is verweven met die van het Westen; het is onmogelijk om de één volledig te doorgronden zonder te kijken naar de ander. In de twintigste eeuw kunnen we in chronologische volgorde drie typen moslims onderscheiden die onder westerse heerschappij leefden: de koloniale onderdaan, de gastarbeider en de burger. Hier in Nederland wordt maar al te makkelijk vergeten dat het koninkrijk ooit een groot aantal islamitische onderdanen had in het land dat tegenwoordig Indonesië heet. De Nederlanders hadden geen hoge dunk van de Indonesische islam, maar deden geen poging hun koloniale onderdanen te veranderen, iets waar bijvoorbeeld de Fransen wel naar streefden; ze hadden geen expliciete mission civilisatrice zoals andere wereldrijken. En waar in Frankrijk en Groot-Brittannië al voor de Tweede Wereldoorlog moskeeën werden gebouwd, was er in het koloniale tijdperk geen noodzaak om de islam in Nederland zelf de ruimte te geven.

In hun koloniale tentoonstellingen bagatelliseerden de Nederlanders de rol van de islam in Indonesië.1 Voor de Nederlanders was de kolonie er in de eerste plaats om de economie te versterken en daarnaast om een nationalistische droom vorm te geven. “Daar werd wat groots verricht,” is de titel van een boek uit 1941 van W.H. van Helsdingen over Nederlands-Indië in de twintigste eeuw. Van de 500 pagina’s die dit boek omvat, zijn er slecht twintig aan de islam gewijd, waarbij de auteur begint met de vraag waarom de inheemse bevolking niet gedwongen werd om zich tot het christendom te bekeren. Het antwoord: we waren niet intolerant omdat de handel (gelukkig) het primaire doel was en verovering geen doel op zich vormde; dat Nederlands-Indië islamitisch was, was toeval.

In de jaren zeventig veranderde er veel. De komst van de zogenoemde gastarbeiders (die niet uit de voormalige koloniën kwamen, maar uit landen als Turkije) vroeg om een nieuwe bestuursstijl, één die ruimte in Nederland zou scheppen voor de islam. Omdat deze mensen niet uit de voormalige koloniën afkomstig waren, werd het Nederlandse koloniale verleden als irrelevant gezien voor de nieuwe wijze van bestuur. De manier waarop de overheid omging met de gastarbeiders was gebaseerd op het idee dat Nederland geen immigratieland was. Geleidelijk aan eisten gastarbeiders het recht op om bijvoorbeeld gebedshuizen te stichten, maar als er botsingen tussen de bevolkingsgroepen waren, dan gingen die niet over de islam als zodanig; deze gastarbeiders ‘werden’ pas veel later gevaarlijke moslims.

In 1972 braken er bijvoorbeeld rellen uit in Rotterdam die tegen de gastarbeiders waren gericht, een episode die bekend werd onder de misleidende naam “De Turkenrellen”. Een Nederlandse vrouw met drie kinderen was door haar Turkse huisbaas uit huis gezet omdat hij de woning liever aan gastarbeiders verhuurde, wat lucratiever was. Hierop vielen Nederlandse arbeiders de pensions van de Turkse gastarbeiders aan. Het duurde nog dagen voordat de politie de orde had hersteld. Sommige Nederlanders in de betere wijken protesteerden tegen de aanwezigheid van de gastarbeiders met borden waarop stond “wij willen blank blijven”, maar er waren ook reacties in de landelijke media en vanuit de politiek waarbij volgens Lammert de Jongs geheugen “schande van de rellen werd gesproken, en men deed zijn best om het verlichte nationale zelfbeeld weer op te poetsen. Immigranten waren juist welkom!”

Dergelijke verhalen bevestigen Dabashi’s stellingname dat islamofobie maar een bijkomend effect was van de aanwezigheid van mensen die in de eerste plaats werden gezien als gastarbeiders en niet geacht werden om in Nederland te blijven. De overgang van gastarbeider naar staatsburger hing vervolgens af van de vraag of Nederland wilde aanvaarden dat het een immigratieland was geworden.

Geert Wilders belooft dat hij de immigratie met 50 procent zal terugdringen, wat uiteindelijk een onmogelijke opgave zal zijn. De vraag naar goedkope arbeid en, in toenemende mate, naar buitenlandse studenten en hoogopgeleide buitenlandse professionals zal in Nederland niet verdwijnen en er zullen altijd migranten naar het Westen blijven trekken. Vanuit dit perspectief gezien verbergen de vele debatten over de islam het eenvoudige feit dat de Nederlanders gewoon geen immigranten willen, of ze nu islamitisch zijn of niet. Hetzelfde kan gezegd worden over de situatie in andere Europese landen. In zijn prachtige boek Why the French don’t like headscarves eindigt John Bowen met de vraag wat het verbod op hoofddoeken over Frankrijk zegt. Is de islam echt het probleem, of gaat het om het visuele ‘anders zijn’ van migranten als ze in een nieuw land gaan wonen? Bowen neemt ons mee terug naar een hoofddoekaffaire uit 1989, waarover de socioloog Pierre Bourdieu opmerkte:

Als op dit onbelangrijke verschijnsel […] van de hoofddoek de grote principes van vrijheid, secularisme, vrouwenemancipatie etc. worden geprojecteerd, dan maken de eeuwige aspirant-meesterdenkers daarmee hun positie duidelijk over het probleem van de immigratie, zodat de expliciete vraag “moet het dragen van de ‘islamitische’ hoofddoek op scholen worden geaccepteerd?” een andere, impliciete vraag verbergt: “Moeten immigranten van Noord-Afrikaanse afkomst in Frankrijk worden geaccepteerd?”2

Net als Dabashi waarschuwde Bourdieu voor islamofobie als een manier om het onderliggende probleem van de acceptatie van immigranten te verbergen, vaak ‒ maar niet altijd ‒ arbeidsmigranten. Zo bezien is het probleem van de islamofobie ‒ zoals we allemaal weten ‒ verbonden  met de economische globalisering en het vervagen van nationale grenzen.

3. Over het idee van een epifenomeen op zichzelf
Dabashi’s stelling biedt, zoals we hebben gezien, ruimte om islamofobie vanuit een ander perspectief te bekijken. Amartya Sen is het met Dabashi eens dat een te sterke nadruk op religie kan leiden tot “een botte sociale analyse.” Maar hij wijst niet één oorzaak of connectie aan als enige determinerende factor. In plaats daarvan wil Sen kijken naar alle “…andere associaties en loyaliteiten van het individu die van belang kunnen zijn voor het gedrag, de identiteit en de zelfkennis van deze persoon.”3 Ik denk dat een dergelijk breed begrip van islamofobie impliceert dat als iemand als moslim wordt aangevallen (om Hannah Arendt te parafraseren), diegene zich ook als moslim moet verdedigen, niet alleen als Nederlands staatsburger, ook niet alleen als arbeidsmigrant, en ook niet alleen als kosmopoliet of voorvechter van de mensenrechten. Islamofobie heeft oorzaken die verder gaan dan religieuze en culturele geschillen, maar als we onze eigen rechten respecteren, moeten we het onderwerp serieus nemen en de rechten van moslims als moslims verdedigen.

Tegelijk mogen we niet, zoals islamofoben dat doen, moslims reduceren tot een algeheel concept van hun religie. We moeten ons verzetten tegen wat Sen “civilizational incarceration” noemt: individuen zijn niet opgesloten in statische, scherp van elkaar te onderscheiden categoriën. Moslims, zoals alle mensen, hebben meerdere  identiteiten en kunnen niet begrepen worden door uitsluitend in te zoomen op het geloof. Dat betekent dat de angst en woede van de autochtoon ook door factoren kan zijn gevormd die buiten het terrein van de religie liggen, maar om die te kunnen doorgronden is de vorm die de fobie aanneemt even belangrijk als de inhoud. De verschijningsvorm van islamofobie is niet slechts schijn, maar moet wel degelijk serieus genomen worden. De rede heeft de neiging om datgene wat het geval lijkt te zijn van de hand te wijzen ten gunste van datgene wat het geval is – om daarmee duidelijk te maken dat het eerste in sommige opzichten minder echt is. Daarom moeten we voortdurend op onze hoede zijn voor overdreven reducties.

Als je islamofobie niet serieus neemt, dan wordt dit verschijnsel, waarmee de vele kinderen en kleinkinderen van voormalige gastarbeiders te maken hebben, ongrijpbaar en onmogelijk te analyseren. Zelfs wanneer ze geen praktiserende moslims zijn, speelt de islamofobie een grote rol. Zo vonden na de moord op Theo van Gogh door een radicale Nederlandse moslim, meer dan honderd gewelddadige aanvallen op islamitische doelen plaats. In reactie daarop vielen jonge moslims kerken en individuen aan. Deze incidenten raakten ons allen en religie speelde daarbij een significante rol.

De geschiedenis van de islam in Europa gaat ver terug, maar we zijn wel aan een nieuw hoofdstuk begonnen. De culturele betekenis van de religieuze transformatie van Europa, die zo markant tot uitdrukking komt in het toenemende aantal zichtbare moskeeën, moet niet worden onderschat. In tegenstelling tot Amerika hebben de Europeanen nooit geloofd in de mythe van de hardwerkende immigranten die de toekomst mede vorm geven. In plaats daarvan was identiteit voor de Europeanen voor een veel groter deel gebaseerd op etnische, historische en religieuze scheidslijnen. Ook die factoren zijn van belang om rekening mee te houden om de specifieke islamofobie zoals die in een klein land als Nederland bestaat, met zijn eigen verhalen en eigenaardigheden, te kunnen bevatten.

De zoektocht naar een achterliggende oorzaak, in dit geval de arbeidsmigratie, kan de meervoudigheid van deze factoren verbergen, zoals de ervaringen van zowel  islamofobe Nederlanders als die van hun islamitische tegenhangers. Ja, het is goed om in het verzet van Geert Wilders tegen de zogenaamde islamisering van Nederland te wijzen op racisme of klassenstrijd, maar dat betekent niet dat islamofobie tot één van die twee gereduceerd kan worden. Om islamofobie te begrijpen, moet je vanuit verschillende perspectieven naar het fenomeen kijken. Die zijn allemaal van belang om een goed begrip van de zaak te krijgen. Een epifenomeen bestaat niet.

Voetnoten/bronnen:
1. Zie: Marcel Maussen. Constructing Mosques, the governance of Islam in France and the Netherlands. Amsterdam School for Social Science Research, 2009 (proefschrift).
2. Geciteerd uit pagina 246 van: John R. Bowen. Why the French don’t like Headscarves. Islam, the State, and Public Space. Princeton University Press, 2008.
3. Pagina 61 van: Amartya Sen. Identity and Violence, the illusion of destiny. W. W. Norton & Company, New York and London, 2007.
4. W. H. Van Helsdingen. Daar werd wat groots verricht … Nederlandsch-Indië in de xx-ste eeuw. Elsevier, Amsterdam, 1941.

Pooyan Tamimi Arab

Pooyan Tamimi Arab

Pooyan Tamimi Arab heeft kunstgeschiedenis en filosofie gestudeerd in Amsterdam en New York. Op dit moment is hij promovendus Culturele Antropologie in Utrecht.

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.