Oorlog of vrede. De Arabische Lente en de toekomst van het Westen

by Erwin Jans | Friday 25 November 2011 4:20 pm

Het onverwachte, de snelheid en de kracht van de Arabische revoluties hebben menig kenner van de islamitische wereld verbijsterd. Voor de meesten, zo niet voor allen, kwam de Arabische Lente als een volslagen verrassing. Van de in Duitsland wonende en werkende Egyptenaar Hamed Abdel-Samad verscheen eind 2010, enkele maanden voor het uitbreken van de Tunesische opstand, het essay De ondergang  van de islamitische wereld. De gewilde verwijzing naar het beroemde en beruchte boek Der Untergang des Abendlandes  (1918) van Oswald Spengler maakte onmiddellijk duidelijk dat voor Abdel-Samad de Arabisch-islamitische wereld in een diepe crisis, om niet te zeggen in een staat van verval verkeerde.

“Abdel-Samad schets in zijn essay een weinig flatterend portret van de islamitische wereld: “Als de islam een bedrijf zou zijn geweest, dan was het allang failliet gegaan.”  Hij gaat de pijnlijke vragen niet uit de weg: “Wat zijn de bijdragen van de islamitische wereld op het gebied van de wereldlijke kennis, de kunst en de architectuur, om maar drie terreinen te noemen?”

Een van de hoofdstukken heeft als veelzeggende titel: “Geen revolutie, nergens”. Daarin probeert Abdel-Samad uit te leggen waarom in moslimstaten geen revolutie mogelijk is. Niet alleen omdat het leger, de geheime dienst, de politie en de media door de machthebbers worden gecontroleerd. Niet alleen omdat de staat het monopolie heeft op essentiële consumptiegoederen als brood en benzine. Ook de islam zelf is een obstakel omdat daarin zich een geesteshouding manifesteert die autoriteit vergoddelijkt en revoluties verbiedt.

Abdel-Samad schets in zijn essay een weinig flatterend portret van de islamitische wereld: “Als de islam een bedrijf zou zijn geweest, dan was het allang failliet gegaan.”  Hij gaat de pijnlijke vragen niet uit de weg: “Wat zijn de bijdragen van de islamitische wereld op het gebied van de wereldlijke kennis, de kunst en de architectuur, om maar drie terreinen te noemen?” Hij geeft het antwoord zelf: weinig of niets. En hij trekt ook de harde conclusie: “Waarom valt het velen zo zwaar om te erkennen dat de islamitische cultuur allang over haar hoogtepunt heen is en niet meer in staat is zich in de wereldgemeenschap te voegen?”

Minder dan een jaar na het verschijnen van De ondergang  van de islamitische wereld zijn drie dictators verdreven (in Tunesië, Egypte en Libië) en is het wellicht slechts een kwestie van tijd voordat twee anderen hun boeltje moeten pakken (in Jemen en Syrië). De islamitische wereld is niet ondergegaan, maar opgestaan! – of is het verhaal toch niet zo eenvoudig? Om met de nieuwe ontwikkelingen in het reine te komen schreef Hamed Abdel-Samad een nieuw essay met opnieuw een wat onheilspellende titel: Oorlog of Vrede. De Arabische lente en de toekomst van Europa (2011). Abdel-Samad was eind januari in Egypte en maakte het aftreden van Moebarak dus live mee vanop het Tahrirplein. Ook was hij getuige van de woelige dagen die leidden tot het vertrek van de president. In een kort dagboek schrijft hij over een aantal persoonlijke ervaringen en observaties, zoals over de strategische rol die voetbalsupporters gespeeld hebben tijdens de eerste dagen in de gevechten met de politie, of over de informatie die via Facebook uit Tunesië kwam over hoe je te beschermen tegen traangas. Ook over de rol van de vrouwen tijdens de opstand schrijft Abdel-Samad en over de dramatische verscheurdheid binnen families waarvan bepaalde leden mee betoogden terwijl andere leden bij de politie zaten.

Maar het zwaartepunt van het essay is niet descriptief maar analytisch. Abdel-Samad beschrijft niet wat er gebeurd is, maar wil in de eerste plaats begrijpen waarom het is gebeurd. Het boek beslaat de maanden na het vertrek van Moebarak en de grote uitdagingen die zich aandienen voor de toekomst. Het ligt voor de hand dat vooral Egypte ter sprake komt, maar Abdel-Samad heeft het ook over de Arabische wereld in zijn geheel. Om zijn eigen verwondering over de Arabische Lente te beschrijven, gebruikt hij het beeld van de tsunami: “Wat kan iemand die door een tsunami is overspoeld schrijven over de aard van de vloedgolf, over het ontstaan en de gevolgen ervan?” Met die vragen opent het essay en op die vragen probeert het ook een antwoord te formuleren: het ontstaan, de aard en de gevolgen van de revolutie.

Oorzaken
Abdel-Samad heeft er geen moeite mee om te erkennen dat hij de tsunami niet zag aankomen. Volgens hem hadden maar drie personen iets aangevoeld, twee kunstenaars en een statisticus. De twee kunstenaars waren de drieëntachtigjarige revolutionaire dichter Ahmed Fouad Negm, die de rol van de jongere generatie en van de nieuwe media perfect inschatte, en de cineast Kahled Youssef die met zijn film Heya Fawda (2007) al een allegorie op de revolutie maakte. De statisticus was Emmanuel Todd, die samen met Youssef Courbage in hun in 2007 verschenen boek Rendez-vous des Civilisations beweerden dat er in de Arabische wereld grote omwentelingen zouden plaatsgrijpen.

In hun boek beweren Todd en Courbage op basis van het dalende geboortecijfer en de toenemende alfabetisering dat er zich in de moslimsamenlevingen op korte termijn grote veranderingen zullen voordoen: de traditionele structuren zullen onder druk komen te staan en politieke omwentelingen zullen het gevolg zijn. Vanuit het perspectief van Todd en Courbage is het islamitisch fundamentalisme een voorbijgaande fase, een crisisverschijnsel en een extreme reactie op het feit dat religie de facto aan invloed aan het verliezen is. Het is merkwaardig dat Hamed Abdel-Samad in De ondergang van de islamitische wereld expliciet verwijst naar deze studie.

Abdel-Samad is het eens met Todds analyse dat de religiositeit in de islamitische wereld afneemt, maar ziet geen onmiddellijke verandering in de maatschappelijke structuren. Hij erkent dat Emmanuel Todd op basis van demografische data de ineenstorting van de Sovjet-Unie voorspelde op een ogenblik (in 1976, in volle Koude Oorlog) dat niemand anders dat durfde denken, maar voor de Arabische wereld ziet hij Todds analyse niet opgaan: “Het zou me veel plezier doen als ook zijn voorspelling over een razendsnelle modernisering van de islam zou uitkomen. Mijn verstand zegt mij echter dat dit wensdenken is.” In zijn recentste essay erkent Abdel-Samad de inzichten van Todd en Courbage, maar blijft hij vraagtekens plaatsen bij hun idee van het islamisme als een tijdelijke ontwikkeling: “Wat beide onderzoekers buiten beschouwing laten is dat het fundamentalisme geen modern fenomeen, maar een steeds weer terugkerende strategie van moslims is.”

De belangrijkste oorzaken van de revolutie zijn volgens Abdel-Samad dezelfde als de oorzaken van massa-emigratie en islamitisch terrorisme: “het opgroeien van een nieuwe generatie die vernederingen, onrechtvaardigheid en frustraties ondervindt en een ander leven wil dan de generatie van hun vaders en hun grote broers.” Een belangrijkere vraag voor Abdel-Samad is echter hoe de zwijgende massa plots in een kritische menigte kon veranderen. Hij wijst erop dat Egyptenaren in het verleden alleen maar de straat op gingen tegen een gemeenschappelijke vijand – het Westen of Israël –, maar nooit voor zichzelf; vandaar zijn blijvende scepsis, zelfs op de vooravond van de grote manifestatie van 28 januari 2011. Die dag gaan honderdduizenden Egyptenaren de straat op om voor zichzelf respect, vrijheid en democratie op te eisen. Wat is er gebeurd? “Mijn basisstelling was dat de massa in de Arabische wereld niet de straat op ging omdat het hun slechter ging dan vroeger, maar omgekeerd. Veel mensen kunnen zich meer veroorloven dan vroeger, ze consumeren meer en zijn mobieler geworden. Maar dat maakt de mensen niet tevredener.”

Net als veel andere analisten en journalisten beschrijft Abdel-Samad de bezetting van het Tahrirplein als een uitzonderlijk moment van solidariteit, vrijheid en samenhorigheid. Onder de vlag van verandering van regime verdwijnen alle verschillen een tijdlang naar de achtergrond: die tussen moslims en christenen, tussen mannen en vrouwen, tussen islamisten en gematigde moslims, tussen gesluierde en ongesluierde vrouwen en tussen pro- en anti-westerlingen. Dat hoopvolle moment blijft echter niet duren. Na de overwinning duiken de oude en vaak pijnlijke tegenstellingen opnieuw op.

Achtereenvolgens behandelt Abdel-Samad een aantal afzonderlijke thema’s: de rol van de media en de massa, de positie van de vrouwen, de rol van de Moslimbroeders, de toekomst van het radicale islamisme, de positie van de oosterse christenen en het Israëlisch-Palestijns conflict. In de twee laatste hoofdstukken vraagt hij naar de toekomst van de revolutie en naar de rol van het Westen.

De hoofdstukken bestaan voor een deel uit interviews en gesprekken die hij had met een aantal participanten in de Egyptische opstand. Abdel-Samad probeert veel te overzien en slaagt daar door zijn synthetisch vermogen ook behoorlijk in. Zijn afwisseling tussen analyse enerzijds en eigen ervaringen en interviews anderzijds maakt het boek vlot leesbaar en geschikt voor een groot publiek.

“De Egyptische revolutie is zo ongeveer de eerste revolutie in de geschiedenis die van minuut tot minuut live werd uitgezonden”

Media
Bij de transformatie van de zwijgende massa naar een kritische menigte hebben de media een cruciale rol gespeeld. Naast de rol van de sociale media (facebook, twitter en de blogs) die niet overschat kan worden, gaat Abdel-Samad vooral in op de rol van televisie. Waar de nieuwe media vooral jongeren en intellectuelen aanspreken, bereiken de traditionele media nog steeds een zeer breed publiek. Al Jazeera en Al Arabiya speelden een belangrijke rol gespeeld in de politisering van de Arabische bevolking. Abdel-Samad wijst ook op de rol van lokale media, maar werkt dat jammer genoeg niet uit; hij concentreert zich op het ontstaan, de ontwikkeling en de politieke kleur van de twee grote Arabische satelliet zenders. Zij boden en bieden een alternatief voor de officiële, nationalistische propagandazenders.

Het motto van Al Jazeera luidde van in het begin: er zijn minstens twee meningen. Deze zenders introduceerden in de Arabische huiskamers een nieuwe debatcultuur via formats die gekopieerd werden van vooral Amerikaanse zenders als CCN, CNBC en Fox News. De rol die Al Jazeera bij de Arabische Lente heeft gespeeld staat buiten iedere twijfel: op het ogenblik dat in Egypte het internet werd afgesloten, was Al Jazeera een belangrijk doorgeefluik van wat er op het Tahrirplein gebeurde, en Al Jazeera koos ook onmiddellijk de kant van de opstandelingen.

“De Egyptische revolutie is zo ongeveer de eerste revolutie in de geschiedenis die van minuut tot minuut live werd uitgezonden”, aldus Abdel-Samad; het was dan ook geen toeval dat de journalisten van Al Jazeera in een aantal Arabische landen scherp in de gaten worden gehouden. Abdel-Samad heeft echter ook oog voor het politieke netwerk waarbinnen beide zenders opereren: Al Jazeera werd opgericht door de emir van Qatar. Alles is bespreekbaar, behalve Mohammed en de emir zelf. Maar het is gecompliceerder: in tegenstelling tot Al Arabiya had Al Jazeera, en meer specifiek de emir van Qatar, een slechte relatie met Moebarak. Toen de demonstraties in Egypte begonnen, was Al Jazeera er als eerste bij, terwijl Al Arabiya onder het mom van grotere neutraliteit de revolutie bagatelliseerde. Echter, toen de demonstraties in Bahrein begonnen, een buurland van Qatar, werd op Al Jazeera niet langer van revolutie, maar van onrust met een religieuze achtergrond gesproken. Abdel Samad spreekt in dit verband van “een dubbele moraal”. (Het moet daarbij gezegd worden dat deze opmerkingen vooral gelden voor de Arabische Al Jazeera en niet voor de Engelstalige zusterzender, die door Abdel-Samad hoger wordt ingeschat). Precies omwille van dit soort gebondenheid heeft Abdel-Samad zo zijn vragen bij beide zenders: “Al Jazeera en Al Arabiya hebben ongetwijfeld een frisse wind doen waaien door het Arabische medialandschap, maar blijven gevangen in de driehoek van media, geld en politiek.” Hij stelt zelfs dat de groeiende scepsis ten opzichte van beide zenders hun einde zou kunnen betekenen, al lijkt dat nogal overdreven. Wel zullen er in de Arabische wereld nieuwe en mogelijk ongebonden nieuwszenders ontstaan. Zo wijst hij op het ontstaan van de Egyptische zender Al Tahrir, die op dit ogenblik hevige kritiek levert op de Militaire Raad. Hij analyseert ook de rol van de westerse media. Hij wijst erop dat de westerse media alle revoluties als democratiseringsbewegingen willen zien – een interessante observatie die Abdel-Saamd helaas niet verder uitwerkt.

Hij beschuldigt ze er ook van de rol van de bloggers en de twitteraars te hebben gemystificeerd en die van de gewone mensen te hebben geminimaliseerd – al levert hij hier geen bewijs voor. Wat hij dan wel weer juist observeert is dat de aandacht van de westerse media na het verdwijnen van de dictator verschuift naar de volgende brandhaard. Voor de verdere moeizame, gecompliceerde politieke ontwikkelingen is duidelijk veel minder belangstelling!

Vrouwen
Abdel-Samad wijdt ook een hoofdstuk aan de rol van de vrouwen bij de revolutie. Vrouwelijke bloggers hebben een belangrijke rol gespeeld. Zij hebben ook een hoge prijs betaald voor de revolutie (verkrachtingen en andere vormen van misbruik, niet alleen in Libië, ook in de andere landen). Hun strijd is verre van gestreden; de gelijkheid tussen man en vrouw blijft een van de grote uitdagingen van de Arabisch-islamitische wereld. Achttien dagen lang was het Tahriplein vrouwvriendelijk, zowel voor gesluierde als ongesluierde vrouwen. Daar kwam een bruut einde aan met de aanranding van een Zuid-Afrikaanse vrouwelijke correspondente, een feit dat ook in de media aandacht kreeg.

Abdel-Samad gaat op zoek naar een verklaring en vindt die in de blijvende aanwezigheid van wat hij ‘het oude Egypte’ noemt, een oude (traditionalistische, patriarchale) mentaliteit die moeilijker te verjagen is dan een dictator.

De Moslimbroeders
De Moslimbroeders verwijt Abdel-Samad, die ooit met hen sympathiseerde, vooral hypocrisie. Ze hebben zich volgens hem in de geschiedenis steeds de kant van de macht gekozen als dat hen voordeel bracht, al gingen ze in hun discours tegen de heersers in: “Zij kozen eerst partij voor de Turkse koning tegen hun eigen bevolking, vervolgens met Nasser tegen deze koning, toen voor Sadat tegen de linkse oppositie en ten slotte voor het leger tegen de revolutionaire krachten.” Abdel-Samad onderkent in de ideologie van de Moslimbroeders een ‘air van een revolutie’. Dat is de reden waarom ze in het verleden (en wellicht nog steeds) zoveel jongeren bereiken. Ze bieden op het eerste gezicht een uitweg uit de traditionalistische islam van de ouders en een alternatief voor de westerse moderniteit waarmee de jongeren worden gebombardeerd. Maar de Moslimboeders hebben die belofte nooit waar kunnen maken en ze hebben geen rol van betekenis gespeeld bij het omverwerpen van Moebarak. Wat in het relaas van Abdel-Samad enigszins onderbelicht blijft zijn de vervolgingen en martelingen waarmee de Moslimbroeders onder Moebarak te maken kregen. Het is opvallend dat zij voor Abdel-Samad  geen opkomende politieke macht zijn, maar zwakker staan dan ooit. Ze hebben volgens Abdel-Samad een legitimiteitsprobleem omdat ze geen werkend vijandbeeld meer hebben. Daarnaast zijn er binnen de Moslimbroeders verschillende stromingen, waaronder een sterke hervormingsbeweging die opener is en zich openstelt voor dialoog. Ze lijken zich bovendien te betrekken in het grotere politieke proces zonder naar al te veel macht te streven in het besef dat de economische uitdagingen van het land enorm zijn.

De militante islam
Lang voor zijn dood was de ster van Bin Laden al gedoofd, aldus Abdel-Samad. Bin Laden onderkende het woedepotentieel bij een hele generatie moslimjongeren en hoopte dat de reactie van de Amerikanen op 9/11 zo heftig zou zijn, dat de Arabische wereld in opstand zou komen. Dat gebeurde echter pas tien jaar later, en niet in naam van de jihad. De Arabische jongeren zijn op zoek naar nieuwe helden zoals Recep Tayyib Erdogan, de Turkse premier. Al Qaida mag dan heel modern zijn geweest in zijn idee van een mondiale islamitische gemeenschap, de boodschap stond enkel voor haat. De verschuiving van Mohammed Atta, een van de daders van de aanslagen op de Twin Towers, naar Mohammed Bouazizi, de Tunesische jongen die zichzelf in brand stak,  is voor Abdel-Samad significant voor de ontwikkeling die de Arabische wereld in een decennium heeft doorgemaakt.

Toch is het gevaar van een geradicaliseerde gewelddadige islam niet geweken: “Op de puinhopen van mislukte staten en mislukte experimenten bloeien, zoals bekend, radicale ideologieën.” De meest gevoelige groepen blijven kinderen van migranten en bekeerlingen. Daarmee verlegt Abdel-Samad het zwaartepunt van de radicalisering naar  het Westen.: “De asymmetrie in de verhouding tussen de migranten en de maatschappij waarin ze zijn opgegroeid, de omwentelingen in onze wereld en de angst voor de toekomst, maar ook de ressentimenten aan beide zijden die om en om de kop opsteken, zullen het radicale wereldbeeld van om het even welke cultuur vleugels geven.” En dan gaat Abdel-Samad nog niet eens in op de economische crisis die Europa treft en de sociaal economische kloof die blijft groeien. De Arabische revolutie heeft aangetoond dat een cultuur die gebaseerd is op autoriteit die autoriteit ook ter discussie kan stellen. Dat proces moet nu worden voortgezet waar het gaat om het lezen van de Koran. Maar de vraag is of dat voldoende is: “Een explosieve mengeling van minderwaardigheidsgevoelens, almacht, verbittering en het verlangen naar absolute zuiverheid zorgen ervoor dat je van je leven een experiment maakt.” Dat experiment kan catastrofaal zijn.

De oosterse christenen
Het omgaan met zijn religieuze minderheden is – net als met het vrouwelijk deel van de bevolking – een lakmoesproef voor het democratisch proces in de Arabische wereld. De aanvankelijke solidariteit in de strijd tegen de dictator heeft niet standgehouden. Het geweld tegen de kopten begon in de jaren zeventig, vooral nadat Sadat een beroep deed op de islamisten in zijn strijd tegen links. Dat geweld is het gevolg van indoctrinatie, richtingloze cultuurpolitiek, dubieuze religiositeit, ziek patriottisme en een door en door verrot machtssysteem dat de verkeerde prioriteiten stelt. In Irak en Syrië zijn de christenen even kwetsbaar vanwege hun politieke sympathieën voor de ooit almachtige, maar nu zeer impopulaire pan-Arabistische Baath-partij. Vaak zijn christenen in tijden van crisis ook een gemakkelijke zondebok, zowel voor de regimes als voor de islamisten.

Israel
Israël heeft altijd voordeel gehad bij de status-quo in de regio. De revoluties dwingen Israël nu tot een grondig heroverwegen van de buitenland politiek van het land. Alleen militair overwicht volstaat niet langer. Voor Abdel-Samad is de driehoek Israël-Iran-Saoedi-Arabië op dit ogenblik ontzettend gevaarlijk; een mogelijke wapenwedloop tussen deze drie landen zou wel een op een nieuwe oorlog kunnen uitlopen. Abdel-Samad stelt dat de huidige koude vrede op termijn niet in stand te houden is. Hij ziet geen oplossing in een interreligieuze dialoog (die is “slechts voorbehouden aan de joodse en islamitische diaspora, die het zich kan veroorloven om te vluchten in legenden.”). De enige oplossing is volgens Abdel-Samad te spreken over gezamenlijke (economische) belangen: Israël heeft een enorme technologische knowhow en het Midden-Oosten is een afzetmarkt van 300 miljoen overwegend jongeren.

Maar voor het zover is, moet niet alleen voor het Palestijnse probleem een rechtvaardige oplossing gevonden zijn, er moet voor Abdel-Samad nog heel wat veranderen in de mentaliteit van de Arabieren. Zo stelt hij dat Gaza zijn eigen Tahrirplein nodig heeft: de Palestijnse jongeren moeten zich op de interne vijand richten – Hamas – in plaats van voortdurend Israël van alles de schuld te geven. Abdel-Samad is ook hard voor de Arabische regimes. Hij verwijt Syrië, Libanon en de Golfstaten dat zij de Palestijnse vluchtelingen geen burgerrechten verleend hebben en zo hun vluchtelingenstatus permanent hebben gemaakt. Tegenover ‘het recht op terugkeer’ – de facto demografisch en praktisch onmogelijk – verdedigt Abdel-Samad ‘het recht om te blijven’.

“Voor mij is Saoedi-Arabië het grootste gevaar voor de wereldvrede, want het land wordt gekenmerkt door een schizofrene mengeling van geld, stammencultuur, Amerikaanse popcultuur, modern wapentuig en een religieuze ideologie die de rest van de mensheid ziet als Untermenschen.”

Saoedie-Arabië  
Abdel-Samad maakt een opmerkelijke analyse van het Midden-Oosten. Hij stelt dat de Israëlisch-Palestijnse conflict daarin slechts een bijrol zal spelen; het gevaar ziet hij in de polarisatie tussen Israël, Iran en Saoedi-Arabië: “Voor mij is Saoedi-Arabië het grootste gevaar voor de wereldvrede, want het land wordt gekenmerkt door een schizofrene mengeling van geld, stammencultuur, Amerikaanse popcultuur, modern wapentuig en een religieuze ideologie die de rest van de mensheid ziet als Untermenschen.” Voor Abdel-Samad was de interventie van Saoedi-Arabië in Bahrein een teken aan de wand: “Ik zie de Saoedische tanks niet slechts als hulp voor de koning van Bahrein, maar als symptoom van een toenemende nervositeit. De Arabische revolutie komt naderbij en de druk van binnenuit op de regering neemt gigantisch toe.” Iran op zijn beurt zet in op een atoombom en provoceert daarmee in de eerste plaats Israël, dat al lang een atoommacht is. Abdel-Samad zet zijn hoop op het ontstaan, naast Turkije, van een nieuwe, democratische regionale macht: Egypte. Maar hij weet ook dat dat geen eenvoudige opgave is: “Na het einde van de dictatuur in Egypte komen nu alle ziekten van de maatschappij aan het licht.”

Het Westen
Die ziekten kunnen enkel genezen worden met de hulp van het Westen. Abdel-Samad denkt daarbij aan een Marshallplan “voor de niet-dictatoriaal geregeerde Arabische landen.” Hij stelt ook een lijst op van prioritaire terreinen: veiligheid; oprichting van partijen en organisatie van verkiezingen; opleiding, training en onderwijs; investeringen; klimaatonderzoek en milieubeschermingen duurzame energie. Abdel-Samad roept Europa op tot een zekere politieke terughoudendheid, maar ook tot economische en logistieke generositeit: “De strijd der culturen wordt niet beslecht door interreligieuze dialogen, maar door projecten waarvan beide kampen kunnen profiteren.” Het is of dit, of een escalatie van conflicten, aldus de auteur.

Hamed Abdel-Samad is te genuanceerd om zonder meer optimistisch te zijn. Oplossingen zijn voor hem veeleer pragmatisch dan ideologisch, en dat is misschien wel de juiste instelling voor veel problemen in onze geglobaliseerde wereld. Zijn voorspelling dat de Moslimbroeders in Egypte een partij op hun retour zijn is opmerkelijk en zijn analyse van het Midden-Oosten als een spanningsveld tussen Iran, Israël en Saoedie-Arabië is uitdagend. In de niet al te verre toekomst zal duidelijk worden in hoeverre hij gelijk krijgt.

Hamed Abdel-Samad, Oorlog of vrede. De Arabische lente en de toekomst van het Westen, Uitgeverij Contact, 2011, ISBN 978 90 254 3772 5

Source URL: https://eutopiainstitute.org/2011/11/oorlog-of-vrede-de-arabische-lente-en-de-toekomst-van-het-westen/