Van nine-eleven tot de Arabische Lente

by Erwin Jans | Wednesday 15 February 2012 9:56 am

De Alledaagse Apocalyps: onder die opmerkelijke titel verzamelde Lieven de Cauter ‒ filosoof, schrijver en activist ‒ verschillende teksten die hij het voorbije decennium schreef. De ondertitel van de bundel luidt: Het entropisch imperium: beschouwingen over de planetaire uitzonderingstoestand. Van nine-eleven tot de Arabische Lente. Entropie is een term uit de thermodynamica waarmee de mate van wanorde of ontaarding van een systeem wordt aangegeven. Termen als ‘entropie’, ‘apocalyps’ en ‘uitzonderingstoestand’ maken duidelijk dat De Cauters analyse van het eerste decennium van de éénentwintigste eeuw erg somber is. Desondanks is hij een activist die zich dagelijks engageert in concrete kwesties onder het motto: “Pessimisme in de theorie, optimisme in de praktijk.” In de inleiding speelt de Cauter met de twee betekenissen van het woord ‘apocalyps’: “Apocalyps betekent voor mij meer dan alleen ondergang. Het betekent vooral ook: openbaring. Inzicht. Opheldering. Opening. Klaarte. Verlichting. Natuurlijk. Maar ook: Tegenwoordigheid van geest. Alertheid. Alarm. Of met Hölderlin: ‘Waar het gevaar groeit, groeit het reddende ook.’”
Een van de opvallende kenmerken van het boek is het hybride karakter ervan. Het bevat doorwrochte theoretische stukken, militante opiniestukken, manifesten, interviews (met o.a. Jacques Derrida, Nawal al Saadawi; Giorgio Agamben), open brieven en polemieken. De auteur noemt het niet toevallig ‘een werkboek’. Het is maar liefst 600 pagina’s dik. Het is een soort puzzel van het voorbije decennium, soms heel persoonlijk, dan weer analytisch-objectief. De inzet en ook de ambitie ervan zijn niet gering: het conceptualiseren van de huidige stand van de planeet. Want als één ding inmiddels duidelijk is geworden, dan is het dat we mondiaal, zo niet planetair moeten denken om met oplossingen te kunnen komen. Het kan als boek gekocht worden of als open source book gedownload worden op de website: www.dewereldmorgen.be.

Alle teksten zijn gedateerd en tonen zo een denken-in-progress: hoe een intellectueel zich door het zeer woelige eerste decennium van de eenentwintigste eeuw worstelt, dat officieel begon met de aanslagen van 9/11 en eindigde met de mondiale financiële crisis en de Arabische Lente. De Cauter ontwikkelt een theoretisch kader, maar durft ook zijn nek uit te steken en stelling te nemen in zeer concrete dossiers.

”Voor De Cauter wordt het voorbije decennium bepaald door drie logica’s: de logica van de capsularisering (van de stedelijke en de openbare ruimte), de logica van de permanente catastrofe en de logica van de Nieuwe Imperiale Orde. ”

De Cauters activisme vertaalde zich de voorbije jaren onder meer in zijn engagement rond de  sans-papiers, de illegalen. Als medeoprichter van het burgerinitiatief BRussells Tribunal – People vs. Total War Incorporated, keerde  hij zich  openlijk tegen de militaire interventie van de Verenigde Staten in Irak. Hij is eveneens medesamensteller van de recente publicatie Art and Activism in the Age of Globalization (2011), waarin de mogelijkheden en de grenzen van het artistieke activisme worden verkend.

Voor De Cauter wordt het voorbije decennium bepaald door drie logica’s: de logica van de capsularisering (van de stedelijke en de openbare ruimte), de logica van de permanente catastrofe en de logica van de Nieuwe Imperiale Orde. Het samenspel en de onderlinge versterking van deze drie logica’s is verantwoordelijk voor de huidige stand van zaken in de wereld, met andere woorden, voor de actuele politieke, sociale, economische en ecologische crisis. De militaire politiek van de twee Bush-regeringen, de onwettige oorlog tegen Irak, het Israëlisch-Palestijnse conflict, de ecologische dreiging en de Arabische Lente vormen het internationale en zelfs planetaire kader van De Cauters beschouwingen. Daarnaast worden ook een aantal meer ‘lokale’ kwesties behandeld zoals het antiterrorismeklimaat in België en het ontslag van een onderzoekster aan de KULeuven vanwege haar betrokkenheid bij directe acties van de Field Liberation Movement (een organisatie die zich verzet tegen genetisch gemanipuleerde gewassen). Maar eigenlijk heeft het weinig zin om een onderscheid te maken tussen globaal en locaal. Op alle niveaus zijn dezelfde mechanismen aan het werk.

Capsularisering

In 2004 verzamelde De Cauter een aantal opstellen onder de titel De capsulaire beschaving. De obsessie met veiligheid en controle staan daarin centraal, en twee concrete feiten liggen aan de oorsprong van deze opstellen: allereerst krantenberichten uit 1998 die melding maken van muren van prikkeldraad in Ceuta en Melilla, twee Spaanse enclaves op Marokkaans grondgebied. Die muur van prikkeldraad scheidt Europa van Afrika en wordt door de Europese Gemeenschap betaald. Desondanks is die muur in Europa maar weinig bekend (in tegenstelling bijvoorbeeld die tussen Mexico van de Verenigde Staten). Een tweede aanleiding was de dood van de Nigeriaanse asielzoekster Semira Adamu. Zij zat in het Belgische Steenokkerzeel opgesloten in een opvangcentrum in de buurt van de luchthaven. Tijdens haar gedwongen repatriëring werd ze vastgehouden door politiemannen om haar te kalmeren en stikte ze in een kussen. In zijn essaybundel gaat De Cauter op zoek naar het functioneren van een samenleving die dit soort praktijken (het bouwen van muren tussen landen, het bouwen van gesloten opvangcentra voor asielzoekers) mogelijk maakt en zelfs stimuleert.

Over de stad in het tijdperk van de angst, zo luidt de ondertitel. En een van de opstellen heeft als titel: “De stad in het tijdperk van het transcendentaal kapitalisme”. Als ons tijdperk zowel door angst als door kapitalisme wordt gekenmerkt, moet er tussen beide een structureel verband bestaan. De Cauters opstellen zijn een poging om de “wetten” en “mechanismen” te formuleren die deze twee manifestaties van de postmoderne samenleving met elkaar verbinden. Want het gaat wel degelijk om eigentijdse fenomenen: De Cauter spreekt van de “nieuwe angst” en van het kapitalisme als “’transcendentaal”. Met transcendentaal bedoelt hij dat het kapitalisme allesomvattend en onontkoombaar geworden is zonder alternatief of tegenterm; het bepaalt alle subject-objectrelaties. Het wordt volgens De Cauter voorts wezenlijk gekenmerkt door een binaire structuur, tussen een centrum en een periferie, tussen een binnen en buiten. Met deze ruimtelijke vertaling van de economische ongelijkheid die eigen is aan het kapitalisme wordt de centrale term uit De Cauters analyse geïntroduceerd: de capsularisering van de onze samenleving.

De Cauter ontleent het begrip van de capsule aan de Japanse theoreticus Kisho Kurokawa, die in 1969, het jaar van de maanlanding, beweert dat de capsule het model is van architectuur van de toekomst. Voor De Cauter voltrekt zich hier de overgang van het industriële naar het post-industriële tijdperk. De capsule wordt een soort medium, een midden, in de zin van een artificieel milieu waarin mens en machine een eenheid vormen. De auto is een goed voorbeeld van een capsule. De Cauter tekent hier echter onmiddellijk bij aan dat de capsule zo oud is als de mens en de cultuur zelf: de mens heeft altijd capsules ontworpen en de cultuur is zelf een soort van capsule. Huizen, kleren ‒ het zijn allemaal capsules. Het capsulaire is, met andere woorden, een transhistorisch begrip. Het verschil met nu is volgens De Cauter dat op dit moment een drempel overschreden wordt, dat de  capsularisering een hogere intensiteit bereikt dan voorheen en dat we meer dan ooit capsules ‒ binnenruimtes ‒ creëren en erdoor gecreëerd worden. Bij De Cauter krijgt het begrip een bredere betekenis: ook de televisie en de computer functioneren op basis van capsules. Cocooning is een symptoom van capsulering, maar dat geldt ook voor Fort Europa. Op die manier kan De Cauter de capsulaire beschaving verbinden met het verdwijnen van openbaarheid (en democratische discussieruimte), met een tijdperk van angst, met het uitsluiten en marginaliseren van vreemdelingen en illegalen, et cetera. Het wordt een koepelbegrip dat niet alleen wijst op bepaalde tendensen in architectuur en stedebouw, maar dat ook de belangrijkste politieke, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen probeert te beschrijven. De Cauter plaatst de “capsule” tegenover het “netwerk” en beschrijft zo de paradoxale dynamiek van de postmoderne samenleving: “In de hype rond de opkomst van de netwerkmaatschappij hebben mensen de neiging te veel de nadruk te leggen op verkeers- en informatiestromen, de vermenging, de sampling, de cross-over, integratie, de zachte drempels, etc. Maar wellicht is dit slechts één kant van het plaatje. Het netwerk verduistert de capsule. Wij wonen niet in het netwerk, maar in capsules. (…) Derhalve: de graad van capsularisering is rechtevenredig aan de groei van de netwerken.”

De Cauter waarschuwt voor de permanente productie van het capsulaire (binnen/buiten) paradigma op alle niveaus.  Het meest extreem formuleert hij dat proces in zijn “’zesde wet van de capsularisering”: “De toename van migratie, legaal en illegaal, en de exponentiële groei van het vluchtelingenprobleem, zal de opkomst van de biopolitiek versterken: de wrede in- en uitsluiting van ongewilde lichamen als louter dierlijk leven.” (CB 23) Met de term biopolitiek verwijst De Cauter expliciet naar het werk van Foucault en vooral naar het denken van Agamben.

Het entropisch imperium

In “De alledaagse apocalyps” bouwt De Cauter verder op de Empire-analyses van Antonio Negri en Michael Hardt enerzijds en het denken over de uitzonderingstoestand van Giorgio Agamben. Maar in beide gevallen gaat De Cauter de discussie aan. De notie van Empire vult hij aan met het adjectief ‘entropisch’. Om het nieuwe wereldsysteem dat zij Empire noemen te beschrijven, ontwierpen Negri en Hardt een imperiale piramide, een hybride politieke constructie, met bovenaan de monarchie (de Verenigde Staten), daaronder de aristocratie (het IMF, de wereldbank, de transnationale bedrijven etc.) en tenslotte de democratie (de wereldreligies, de Verenigde Naties, de NGO’s etc.). Het samenspel tussen deze drie niveaus vormt Empire. Dat samenspel betekent ook controle en onderhandeling, en daar lijkt het voor De Cauter mis te lopen, in elk geval tijdens de Bush-jaren: “Binnen het imperium zijn de Verenigde Staten met handen en voeten gebonden aan allerlei andere componenten, democratische, aristocratische, enzovoort. De Verenigde Staten willen geen monarch zijn die met andere componenten rekening willen houden. Nee, wat zij willen, is een dictatuur. Wat we vandaag meemaken, is voor mij een mondiale staatsgreep van Bush die dat imperium juist niet wil”, zegt De Cauter in een interview in 2003. Tegenover deze pyramide stelt De Cauter het schrikbeeld van het entropische imperium waarbij de monarchie vervangen wordt door de dictatuur, de aristocratie door de oligarchie en de democratie door de anarchie. “Ik blijf vinden dat Negri en Hardt het imperium teveel als een stabiel systeem zien. Binnen de geschiedenis van het Romeins Imperium werden er voortdurend pogingen ondernomen om de twee andere ordes uit te schakelen. (…)  In de huidige situatie komt het erop neer dat de Verenigde Staten erin slagen om zowel aristocratie – het IMF, de G7, de Wereldbank enz. – te reduceren tot humanitair vangnet voor hun imperiale oorlogen,” zegt De Cauter in hetzelfde interview. De komst van Obama heeft wel een en ander veranderd. De Verenigde Staten lijken op dit ogenblik meer geneigd te zijn om de autonomie van de andere niveaus te respecteren, al blijft het een zeer moeilijke evenwichtsoefening.

De natuurtoestand

Aan de inzichten van Giorgio Agamben danken we een van de krachtigste theoretische politieke paradigma’s van de voorbije decennia, dat van de uitzonderingstoestand en van het kamp. De  “Homo sacer”-cyclus van Giorgio Agamben is een veelbesproken en verontrustende analyse van het westerse politieke denken. Gebruikmakend van een nieuwe woordenschat – “het naakte leven”, “de homo sacer”, “de muzelman”,  “de uitzonderingstoestand” en “het kamp” ‒ legt Agamben de rechteloze zone van geweld binnen het machtsapparaat bloot. In navolging van Walter Benjamin stelt Agamben dat de uitzonderingstoestand intussen meer en meer de regel is geworden, en met Foucault stelt hij dat de biopolitiek ‒ het uitoefenen van macht op het lichamelijke, biologische leven van de mensen ‒ het paradigma is geworden van de moderne politiek. Voor Agamben is de macht, de soevereiniteit, fundamenteel de macht over “het naakte leven”, de macht om te beslissen over leven en dood. Om dit te verduidelijken grijpt Agamben terug op de archaïsche Romeinse begrip de  “homo sacer”, de heilige mens, die niet geofferd kan worden, maar wel gedood zonder dat er van moord sprake is. Het is een soort grensbegrip van de maatschappelijke orde. Volgens Agamben is dit grensbegrip, deze uitzondering ‒ het naakte leven ‒ het centrum van de politiek geworden. Het concentratiekamp wordt in die optiek de matrix van de moderne politieke ruimte, want als juridisch fundament bevond het zich in de uitzonderingstoestand, waarbij de Duitse grondwetsartikelen in verband met persoonlijke vrijheden buiten werking werden gesteld. De Cauter leest de analyses van Agamben als een kritiek op de nieuwe wereldorde, waarbij vluchtelingen en asielzoekers het “naakte leven” vertegenwoordigen omdat ze terechtgekomen zijn in een ruimte waar het onderscheid tussen zoë en bios is opgeheven. De asielcentra zijn dan niet alleen “capsules” maar ook “kampen”. Een ander voorbeeld is de Amerikaanse gevangenis op Guantanamo Bay, waar vermeende terroristen zonder enige juridische bijstand en zelfs zonder officiële aanklacht worden vastgehouden.

Toch vult De Cauter deze analyse van de uitzonderingstoestand aan met een ander begrip uit de politieke filosofie: de natuurtoestand. Een belangrijk deel van de theorievorming van “De Alledaagse Apocalyps” is gewijd aan de analyse van dit begrip. De Cauter stelt dat de terugval in de natuurtoestand een van de belangrijkste denkfiguren kan zijn om de geopolitieke en de politiek-antropologische situatie van de eenentwintigste eeuw te begrijpen. Die terugval in de natuurtoestand herkent hij in de situatie van bijvoorbeeld Somalië, een land zonder centraal gezag, maar ook in de groeiende fascinatie voor reality-tv, zoals bijvoorbeeld Expeditie Robinson, dat gebouwd is op het idee van competitie en van “allen tegen allen”. “Natuurtoestand en uitzonderingstoestand verhouden zich als tegengestelden, men kan ze schematisch als volgt tegenover elkaar stellen: de uitzonderingstoestand is een exces van soevereiniteit van bovenaf, de natuurtoestand is een implosie of afwezigheid van soevereiniteit van onderuit.“ (AA 497) Via een analyse van het begrip van het politieke bij Carl Schmitt (politiek als de beslissing over het onderscheid tussen vriend en vijand) komt De Cauter bij de figuur van Leo Strauss, een van de vaders van het neoconservatisme, en diens aanval op het liberalisme. In deze context formuleert De Cauter het scherpst en het meest onderbouwd zijn eigen stellingname over de politiek, een pleidooi voor kosmopolitiek:  “Kosmopolitiek moet streven naar een mondiale bestuurlijkheid die een alternatief vormt voor permanente oorlog en de onhoudbare exploitatie van de natuur.”

Neoconservatisme,  neoliberalisme en ecologische catastrofe

De Cauters ware vijanden zijn het neoconservatisme en het neoliberalisme en de onzalige alliantie tussen die twee. Het voorbije decennium was het decennium van het neoconservatisme. Die kreeg voor De Cauter het scherpst uitdrukking in The Project for the New American Century (PNAC), een denktank, opgericht in 1997, die deel uitmaakte van de neoconservatieve beweging die was opgestart door William Kristol. Deze organisatie predikte openlijk de Amerikaanse hegemonie door middel van militaire agressie. In hun intentieverklaring, de Statement of Principles, wordt gepleit voor militarisering: na de Koude Oorlog moest Amerika de kans grijpen om de ‘pre-eminent power’ te worden, de enige wereldmacht. Daartoe wilde de PNAC het defensiebudget fors verhogen en was de organisatie bereid om krachtdadig en vroegtijdig in te grijpen (het idee van de pre-emptive strike). Amerikaanse belangen en die van hun bondgenoten (lees: Israël) en het verspreiden (lees: opleggen) van economische vrijheid (lees: neoliberalisme) werden benadrukt. Veel van de leden van deze vereniging maakten deel uit van de eerste regering Bush jr.: Cheney, Wolfowitz en Rumsfeld.

De oorlog tegen Irak stond voor de PNAC al lang op het programma: in brieven aan president Clinton pleitten de organisatie al sinds 1998 voor de invasie. Die oorlog had volstrekt niets te maken met 9/11; niettemin vielen er 1,2 miljoen doden en sloegen 5,5 miljoen mensen op de vlucht. De invasie en de bezetting van Irak waren illegaal en zijn een misdaad tegen de menselijkheid. Die invasie van Irak is ook een uitzonderingstoestand: het internationaal oorlogsrecht werd terzijde geschoven. Dat is volgens De Cauter een van de belangrijkste rode lijnen dit decennium: het terzijde schuiven van de wettelijkheid

Het neoconservatisme was, aldus De Cauter, de gewapende arm van het neoliberalisme. Zoals het neoconservatisme sinds de War on Terror de dominante visie werd voor de internationale politiek, zo was en is het neoliberalisme het dominante discours voor de organisatie van de maatschappij. Dat neoliberalisme deed met Reagan en Thatcher opgang en is een radicale utopie van privatisering en deregulering die op alle terreinen wordt doorgedrukt met één basisrecept: socialisering van kosten, privatisering van winsten. Niet alleen de hele politiek is neoliberaal: het neoliberale denken is via het management doorgedrongen tot in de diepste poriën van onze maatschappij. De universiteit werd een bedrijf, een leverancier aan de kenniseconomie, en we zien zelf onszelf en ons leven als een bedrijf met een carrière. Het neoliberalisme zit in onze hersencellen.

Het voorbije decennium was ook het decennium van zowel de ecologische bewustwording als van het tanen ervan. We botsen onherroepelijk, in de logica van de groei, op de grenzen van de planeet. We bedreigen ons ecosysteem en onze eigen soort. Het eerste rapport van de Club van Rome, De grenzen aan de groei, probeerde in 1972 de mensheid wakker te schudden. Het smelten van de ijskappen en gletsjers, opwarming, tornado’s en orkanen, het kappen van het regenwoud, verwoestijning, de teloorgang van biodiversiteit: het stond er allemaal in. 2006 was het jaar dat de bewustwording kwam. Al Gore en het IPCC (International Panel on Climate Change) kregen de Nobelprijs voor de Vrede. De mensheid werd zich bewust van drie dingen, aldus De Cauter: het feit van de opwarming van de aarde zelf, het feit dat die klimaatverandering wel degelijk aan de mens te wijten was, en het feit dat er dringend moest worden ingegrepen. Maar die bewustwording duurde niet lang. Tegen november 2010 en de klimaattop van Kopenhagen werden weer stappen achteruit gezet. De top mislukte en uit onderzoek bleek dat het bewustzijn van de nakende catastrofe inmiddels alweer was afgenomen.

De Arabische Lente en Occupy Wallstreet

Toch ziet De Cauter enkele lichtpunten. De Arabische lente steekt als een heldere bliksem af tegen een donkere hemel. Het was ook meteen het einde van het post-9/11-tijdperk en van het neoconservatisme in de internationale politiek. Amerika’s wereldoverheersing met militaire middelen onder het mom van nation building en bringing democracy, werd onhoudbaar: democratie wordt met meer succes afgedwongen door straatprotesten van Tunesië tot Jemen, van Egypte tot Syrië. Of de Arab awakening ook het einde van het islamfundamentalisme betekent, zal de toekomst moeten uitwijzen. De menigtes van de islamitische wereld bewijzen volgens De Cauter in elk geval dat zij niet Middeleeuws en theocratisch denken, maar democratie, vrijheid en sociale rechtvaardigheid willen en zelfs bereid zijn daarvoor te sterven. Een ander lichtpunt zijn de Occupy Wallstreetbeweging en de Indignados. Het spontane verzet van jonge mensen tegen het neoliberalisme van Tahrir Square tot Wallstreet zijn tekens van hoop in bange dagen: een bewijs van de ongelofelijke kracht en intelligentie van de menigte tegenover de verpletterende krachten die ons omringen en de ongeziene uitdagingen die de mensheid te wachten staan. In geen van beide gevallen gaat het om een van bovenaf of vanuit één punt gestructureerde organisatie, maar om wat Negri & Hart “multitude” of “zwemintelligentie” noemen. De menigte staat op, zowel tegen de Oosterse tirannie als tegen de Westerse oligarchie.

Op de laatste pagina van het boek staat als een uitroep: “Tahrir Square Everywhere!” Het is ongetwijfeld een uitroep van hoop en verwachting, maar het maakt ook duidelijk dat volgens De Cauter de toekomst van de planeet – ‘het reddende’, om Hölderlin te parafraseren ‒ niet langer in de handen ligt van de bestaande politiek, maar in de handen van wat Negri en Hardt ‘multitude’ hebben genoemd.

Lieven De Cauter, De alledaagse apocalypse en het entropisch imperium: beschouwingen over de planetaire uitzonderingstoestand. Van nine-eleven tot de Arabische Lente, 2011, www.dewereldmorgen.be

Lieven De Cauter, De capsulaire beschaving. De stad in het tijdperk van de angst, NAi Uitgevers, Rotterdam, 2004

Source URL: https://eutopiainstitute.org/2012/02/van-nine-eleven-tot-de-arabische-lente/