IslamMiddle EastPolitics

Radicalisering en de Arabische Lente

By Thursday 2 August 2012 No Comments

De Arabische Lente heeft een grote verandering teweeggebracht in het patroon van islamitische radicalisering in de Arabische wereld. In de recente Arabische revoluties werden nieuwe waarden bepleit die geworteld waren in vreedzame, geseculariseerde islamitische ideeën, zoals de waardigheid van de individuele burger en geweldloze politieke mobilisatie – het tegendeel van de jihadistische culturele principes. Maar nog voor de val van de Tunesische en Egyptische autocratieën was de jihadistische trend in de islamitische wereld eigenlijk al op zijn retour. In veel landen was het prestige ervan ondermijnd door repressie van de radicale islam en door het redeloze geweld van de jihadisten, die geen enkel constructief idee hadden over de inrichting van hun samenlevingen. Door de aanvallen op toeristen (en ook op moslims) in Egypte, Jordanië en elders, werden ze in veel islamitische kringen zeer impopulair.

De eerste periode van de Arabische lente
Maar de grootste klap kwam met de Arabische Lente. De ‘gemakkelijke’ val van de regimes in Tunesië en Egypte veroorzaakte een crisis onder de jihadisten. Iedereen met een beetje gezond verstand kon zien dat zij in meer dan twee decennia niet in staat waren geweest om enig Arabisch bewind ten val te brengen, terwijl vreedzame demonstranten in minder dan een maand tijd (28 dagen in Tunesië en 18 in Egypte) twee grote autocratieën omver hadden geworpen. De jihadistische strategie, die voornamelijk was gebaseerd op gewelddadige acties door een kleine groep mensen, raakte in diskrediet. Geweldloze actievoerders zonder duidelijke leiders hadden meer succes gehad dan de fanatieke pleitbezorgers van de ‘heilige oorlog’.

Verder kregen de jihadisten te maken met twee andere ernstige tegenvallers. Op 2 mei 2011 werd Bin Laden in Pakistan gedood door Amerikaanse troepen, en op 30 september 2011 maakte een eveneens Amerikaanse aanval in Jemen een einde aan het leven van Anwar al Awlaki, een Amerikaanse moslimradicaal die een van de redacteuren was van het Engelstalige jihadistische online-tijdschrift Inspire. Deze twee gebeurtenissen hadden een groot symbolisch, maar ook materieel effect op jihadistische kringen over de hele wereld.

De eerste periode van de Arabische Lente, die duurde tot in de eerste helft van 2011, had een verwoestende uitwerking op de aantrekkingskracht van de jihadisten in de Arabische wereld, omdat de opstand inging tegen hun werkwijze (massamoorden door kleine groepen toegewijde radicalen) en hun ideeën (jihad, het universele kalifaat en rigide, statische islamitische waarden).

Dankzij de nieuwe bewegingen kwamen gewone mensen erachter dat ze door middel van geweldloze straatprotesten hun machthebbers ten val konden brengen. Op symbolische plaatsen, zoals het Tahrir-plein in Caïro, het Al-Tahrir-plein in Sanaa (Jemen) en de Parelrotonde in Manama (Bahrein) werden in alle openheid grote, vreedzame acties gehouden die als bijverschijnsel hadden dat er twijfel ontstond over de legitimiteit van het jihad-model, met zijn kleine groepen die in het diepste geheim gewelddadige aanslagen voorbereiden. In de vreedzame protestbewegingen leerden de mensen om hun grieven en eisen kenbaar te maken op een geweldloze manier (salmiyah), gebaseerd op de waardigheid van de burger (karaamah). Hierbij werd uitgegaan van de rechten van het individu, iets wat lijnrecht ingaat tegen het jihadistische wereldbeeld waarin dat individu zich als martelaar moet opofferen voor de heilige islamitische gemeenschap (de oemma) en moet strijden tegen de ongelovigen van deze wereld.

De tweede periode van de Arabische Lente
In de tweede helft van 2011 kwam de reactie van de Arabische autoritaire regimes op de straatprotesten. De opstanden hadden de heersers in onder meer Jemen, Syrië en Bahrein geschokt en in sommige monarchieën voelden de koningen zich gedwongen om minimale concessies te doen aan hun volkeren.  Soms was sprake van de invoering van een nieuwe grondwet, waarin lippendienst werd bewezen aan het streven naar verandering. Maar na de val van de Tunesische en Egyptische regeringen begin 2011 volgden er geen ‘pijnloze’ val van ander regimes. De Libische dictatuur werd in augustus 2011 omvergeworpen na maanden van strijd, dankzij interventie van de NAVO en de hulp van enkele Europese en Arabische landen (waaronder Qatar). En na meer dan een jaar van straatprotesten zit het regime van Assad in Syrië nog steeds in het zadel, en als er al iets voor in de plaats komt, zal dat waarschijnlijk niet meteen een democratische staatsvorm zijn.

In deze tweede periode begonnen de aangetaste autocratieën te lijken op failed states en door hun verslapte greep op de samenleving kregen de jihadisten nieuwe kansen. In Jemen zijn aan al-Qaeda gelieerde groeperingen opgekomen die naast hun bolwerk in het zuiden nu tevens zichtbaar aanwezig zijn in andere delen van het land. Jihadistische groepen uit Irak hebben terreuraanslagen gepleegd in Syrische steden. Ayman al-Zawahari, sinds de dood van Bin Laden het symbolische hoofd van al-Qaeda, heeft geprobeerd om de Syriërs te mobiliseren. Ook riep hij moslims in het algemeen op om voor hun Syrische broeders te vechten. Hij zei onder meer: “Het gewonde Syrië bloedt nog steeds, elke dag. De slager [Assad] is niet afgeschrikt en zal niet stoppen.”

Volgens Amerikaanse functionarissen heeft de Iraakse tak van al-Qaeda (Al-Qaeda in Irak, ofwel AQI) recentelijk twee bomaanslagen gepleegd in Damascus. De eerste vond plaats op 23 december 2011, met minstens 44 doden en 160 gewonden als gevolg. Bij de tweede aanval, op 6 januari 2012 op het terrein van een inlichtingendienst, kwamen 26 mensen om. De aanslagen waren bevolen door Ayman al-Zawahari.

AQI zag na de Syrische volksopstand van maart 2011 een kans om zijn activiteiten naar Syrië uit te breiden. Net als in Irak is het doelwit in Syrië de “sjiitische macht”, omdat de soennitische jihadisten het alevitische regime van Assad beschouwen als een verwerpelijke sjiitische sekte.

De bolwerken van al-Qaeda in Jemen zijn in het zuiden van het land, maar de organisatie is op vele plaatsen actief en heeft de gedeeltelijke of volledige macht in steden als Jaār, Radda, Shuqrah, Zinjibar, Hawta, Rawdah en Azan. President Ali Abdullah Saleh gebruikte al-Qaeda als voorwendsel om te voorkomen dat de westerse regeringen de volksopstand tegen zijn autocratische heerschappij zouden steunen. Jemen is het armste land van de Arabische wereld en in 2011, toen het land zonder geloofwaardige regering zat, werden de aanvallen van al-Qaeda steeds intensiever en vonden ze in steeds meer delen van het land plaats. De fragmentatie van de Jemenitische staat zorgde er dus voor dat al-Qaeda’s operationele vermogen groter werd.

In Libië heeft de aanwezigheid van gewapende milities en een gebrekkige centrale regering geleid tot wanorde en gefragmenteerde machtsstructuren, die in de toekomst kunnen leiden tot een terugkeer van de jihadisten. In Egypte zijn radicale acties waarschijnlijk niet zozeer van de jihadisten te verwachten, maar eerder van radicale fundamentalisten, die nauw verbonden zijn met de salafisten. (Salafisme is overigens niet gelijk aan de radicale islam. Iemand kan een radicale of politieke moslim te zijn zonder dat hij een salafist is, net zoals iemand een politieke radicaal kan zijn zonder geweld te gebruiken). Deze acties richten zich mogelijk eerst tegen Israël en daarna tegen het nieuwe regime, temeer daar veel voormalige jihadisten in 2011 naar Libië gingen om tegen het regime van Khadaffi te vechten.

Na de Amerikaans/Britse inval in Irak in 2003 intensiveerde bovendien in de hele islamitische wereld de strijd tussen soennieten en sjiieten. Juist omdat het (soennitische) regime van Saddam Hussein zo repressief was geweest, begon het vermoorden en verminken van sjiieten na zijn val pas echt. Ook deze religieuze strijd betekende nieuwe kansen voor de jihadisten, die de radicale soennieten opzetten tegen de sjiieten.

Een soortgelijke aanblik biedt Syrië, waar de alevieten (die zoals gezegd door veel soennieten worden gezien als een sjiitische sekte) al vele decennia aan de macht zijn. De burgeroorlog heeft in Syrië de vijandschap tussen de twee religieuze groepen aangewakkerd, waarbij met name de soennieten overgaan tot gewelddadige acties. In Irak waren het juist de soennieten die de macht moesten inleveren, en voor het eerst sinds de stichting van het huidige Irak staan zij nu onder sjiitische heerschappij. Uit een gevoel van vernedering reageren ze met veel geweld op wat zij zien als een Amerikaans-sjiitische samenwerking.

Door de dynamiek van de nieuwe orde zijn ook in Bahrein veel soennieten geradicaliseerd, evenals in de Emiraten. Hier worden de sjiieten niet alleen beschouwd als ketterse moslims, maar zien de autoriteiten ze tevens als het paard van Troje van het sjiitische regime in Iran. In Bahrein werd de democratiseringsbeweging (afkomstig uit de sjiitische meerderheid, aangevuld met veel soennieten die de autoritaire monarchie afwijzen) in maart 2012 verpletterd door de regering, met steun van Saoedi-Arabië via de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten.

In veel gevallen proberen de autoriteiten de democratiseringsbewegingen voor te stellen als sektarische conflicten, zodat ze kunnen worden onderdrukt met hulp van andere segmenten uit de samenleving. Dit is bijvoorbeeld het geval in Syrië, waar de regering van Assad gebruik maakt van de tegenstellingen tussen alevieten en soennieten, christenen en moslims, Arabieren en Koerden, om zo de protestbewegingen voor meer democratisering de kop in te drukken.

Conclusie
In het algemeen gesproken heeft de Arabische Lente de jihadistische trend in de islamitische wereld gemarginaliseerd. Maar ook vóór de ondergang van Ben Ali in Tunesië en van Mubarak in Egypte was de radicale islam al zichtbaar op zijn retour. Dat kwam enerzijds door de repressie, zowel door het Westen als door de moslimlanden zelf, en anderzijds omdat de jihadi’s geen enkel positief project hadden dat uitsteeg boven het grove geweld om ‘de vijand’ te vernietigen. Daarnaast hadden de jihadisten laten zien dat ze ook bereid waren om mede-moslims te vermoorden. Sterker nog, het totale aantal moslims dat bij terroristische acties is omgekomen, is veel groter dan het aantal niet-moslims.

De Arabische Lente bracht, zoals gezegd, een heel nieuwe reeks van ideologische concepten met zich mee, die onder meer gebaseerd waren op de waardigheid van het individu (karaamah) en geweldloosheid (salmiyah). Dit alles ging rechtstreeks in tegen de waarden die de jihadisten van oudsher koesteren.

Maar hoewel de nieuwe generaties met hun waarden en culturele trends ingingen tegen de radicale islam, betekende de nieuwe situatie ook nieuwe kansen voor de jihadisten. Failed states, zoals Jemen onder het Saleh-regime of de verzwakte dictaturen zoals die van Assad in Syrië, maakten het de radicale islamisten mogelijk om nieuwe strategieën te ontwikkelen. Het machtsvacuüm, ofwel de crisis van de staatsmacht, vormde de basis voor nieuwe gewelddadige acties. De radicale groepen blijven weliswaar marginaal, maar ze kunnen overleven omdat de repressieve regeringen die niet langer in staat zijn om sociale protesten in de kiem te smoren.

In het algemeen kun je zeggen dat indien het klimaat van geweld in landen als Syrië, Jemen, Libië en Bahrein de overhand blijft houden, er een sterk gevoel van desillusie kan ontstaan rond de vreedzame ideeën van de Arabische Lente. Gevoegd bij de onopgeloste problemen in Palestina, Irak en Afghanistan, zou dit kunnen leiden tot nieuwe vormen van radicalisering die in de toekomst wederom kunnen worden uitgebuit door de jihadisten.

Farhad Khosrokhavar is hoogleraar aan “L’École des hautes études en sciences sociales (EHESS) in Parijs. Hij heeft boeken gepubliceerd over Iran en de islam in Europa, waaronder: The new Arab revolutions that shook the world (Paradigm, 2011), Inside Jihadism: understanding Jihadi movements worldwide (Paradigm, 2009) en Suicide bombers: Allah’s new martyrs (Pluto, 2005).

Meer over dit onderwerp:
– Jason Burke, “Al-Qaida leaders welcome Arab uprisings, says cleric.”, The Guardian, 31 maart 2011

– Brian Fishman, “At a Loss for Words : Why is al Qaeda keeping quiet about the Egyptian and Tunisian revolutions?”,  Foreign Policy, 15 februari, 2011

– Mark Juergensmeyer, “Uprising in Egypt: Have the jihadis lost the moral high ground to the rebels?”, The Immament Frame, SSRC, 26 maart 2011

– Charles Kurzman, “Where Are All the Islamic Terrorists?”, The Chronicle of Higher Education, 31 juli 2011

– Scott Shane, “As Regimes Fall in Arab World, Al Qaeda Sees History Fly By”, The New York Times, 27 februari 2011

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.