Middle EastPolitics

Over geweld en solidariteit met Egypte, door An Van Raemdonck

By Monday 19 August 2013 No Comments

2013-Egypte women001Tijdens de laatste politieke ontwikkelingen in Egypte zagen we opnieuw veel aandacht voor vrouwen die deelnamen aan de protesten en sit-ins, zowel aan de zijde van de tegenstanders van de afgezette president Morsi, als in het pro-Morsi-kamp.  Waar het op zichzelf een vanzelfsprekendheid is dat vrouwen deelnemen aan protesten en hierin een even grote rol spelen als mannen, krijgen vrouwen bijzondere aandacht omwille van hun belangrijke symboolwaarde: alle groepen zijn er graag snel bij om aan te tonen dat ook vrouwen en families aanwezig zijn en aan hun kant staan. Vrouwen worden vaak als vertegenwoordigers en hoedsters van de natie gezien.  Door die symbolische rol krijgt hun aanwezigheid een bepaalde morele kracht toebedeeld.

Het is dus niet verbazingwekkend dat vrouwen ook gemakkelijk slachtoffer worden van politiek geweld om hen te ontmoedigen nog langer op straat te komen. Zowel mannen als  vrouwen zijn slachtoffer van repressie door de politie, de veiligheidsdiensten en het leger – op dit moment dreigt  een verdere bloedige ontruiming van twee grote sit-ins om de afgezette president Morsi  terug aan de macht te krijgen. Vrouwen krijgen echter in het bijzonder te maken met seksueel getint geweld, en niet enkel door de gekende repressieapparaten. In de nasleep van de protesten sinds 30 juni haalde Egypte opnieuw de wereldpers met verhalen over seksuele aanvallen op vrouwen op het Tahrirplein.

De groep Operation anti-Sexual Harassment  (OpantiSH) meldde 186 gevallen van geweld tegen vrouwen in de buurt van Tahrir in een periode van tien dagen. In veel gevallen kon ingegrepen worden door groepen vrijwilligers om de vrouwen uit de massa te halen, maar in enkele gevallen werden vrouwen verkracht met scherpe voorwerpen.  Groepen vrijwilligers die actief zijn rond het Tahrirplein om dergelijke aanvallen te voorkomen of af te breken spreken van veelvoorkomende patronen die erop wijzen dat het om georganiseerde aanvallen gaat. Tegelijk stelt men soms ook spontane deelname vast van aanwezige demonstranten.

Veel vrouwelijke demonstranten calculeren het risico op aanranding of seksuele intimidatie inmiddels in. Men vertrekt met in het achterhoofd dat dit erbij hoort. Activisten vertelden me dat vrouwen regelmatig de  opmerking ‘wat kom je hier ook doen’ te horen krijgen. De frase ‘wat bracht hen daar, waarom komen ze daar naartoe? ’ is een veelgehoord argument van victim blaming dat sinds de Tahrir bezetting van juli 2011 alomtegenwoordig is op straat, in de media en in de politiek. Zowel in het parlement bij de bespreking van een wetsvoorstel tegen sexual harassment als in de Shura-raad in februari 2013 verweten conservatieve raadsleden de slachtoffers dat zij zichzelf in de problemen brengen door deze onveilige plekken te bezoeken –  waarbij het ging om zowel raadsleden met een islamistische als met een liberale/nationalistische partijkaart. Hetzelfde argument werd gebruikt tegen de slachtoffers na 30 juni, met dit verschil dat voor het eerst de Morsi-regering zelf deelnam in het spel van politisering.

Anti-Morsi-demonstranten en slachtoffers van seksueel geweld werden gestigmatiseerd in een poging om de oppositie te verzwakken, terwijl er geen enkele poging werd gedaan geweld tegen burgers te voorkomen of te bestrijden. (De islamistische regering is hierin niet uniek. Ook het seculiere regime van Mubarak en de Hoge Militaire Raad maakten ruim gebruik van seksueel geweld en intimidatie om vrouwelijke opposanten ‘af te schrikken’.)

Niet alleen op het Tahrirplein zorgt de aanwezigheid van vrouwen voor controverse. Sinds 30 juni zijn er twee sit-ins van aanhangers van de afgezette president Morsi bij de Raba’a Adawiyya-moskee en bij de universiteit van Cairo. Ook hier was sprake van een omstreden ‘vrouwenpolitiek’. De bezetters van de sit-ins wordt verweten dat ze na een tweetal weken doelbewust vrouwen en kinderen erbij haalden om de protesten een beter imago en een vriendelijk gezicht te geven en om de indruk te wekken dat het om een massale volksbeweging gaat. Een vrouwenrechtenvereniging beschuldigde de Moslimbroeders ervan dat ze vrouwen willens en wetens blootstelden aan potentieel gevaar en geweld  en hen misbruikten als menselijk schild. Zo werden vier vrouwen gedood bij clashes in Mansoura tijdens een protestmars waar geweld verwacht werd.

Verder zijn er de beelden van kinderen die in witte lijkwaden opgevoerd worden bij protesten, een van de situaties die de Broeders’ bijnaam van ‘handelaars in religie’ eer aandoet.
Behalve deze zware aanklachten dat de Moslimbroeders en de pro-Morsi-demonstranten vrouwen en kinderen politiek misbruiken hoort men in de sociale media verwijten van manipulatie.  Er bestaat een discours dat ervan uitgaat dat vrouwen op pro-Morsi-protesten wel misleid en gemanipuleerd móeten zijn door hun leiders. Los van de vele verschillen tussen de situatie op Tahrir en de pro-Morsi-sit-ins is de aanwezigheid van vrouwen ook hier onderwerp van controverse en klinken gelijkaardige vragen: wat komen ze daar doen, door wie of wat worden ze gemanipuleerd en “ingeschakeld”?

politiek geweld of gender-gebaseerd geweld ?

Een veelvoorkomende vraag is voorts wat de dieperliggende oorzaken zijn van het seksuele geweld . Gaat het enkel om politiek geïnspireerde aanvallen of gaat het om een dieperliggende maatschappelijke problematiek van geweld en intimidatie van vrouwen?  Gaat het erom vrouwen hun politieke stem af te nemen of om hen uit te sluiten uit de publieke sfeer? In werkelijkheid lijken beide onafscheidelijk. Yasmin El-Rifai, activiste bij Operation anti-Sexual Harassment, legt uit dat geweld tegen vrouwen slechts ingezet kan worden als politiek instrument als het berust op een bredere maatschappelijke aanwezigheid en/of tolerantie ten opzichte van seksueel geweld. Het is juist het gebruik van geweld tegen vrouwen als politiek repressiemiddel dat het maatschappelijk fenomeen van seksuele intimidatie steeds meer onder de aandacht heeft gebracht.

Op ‘Zwarte Woensdag’, 25 mei 2005, werden vrouwelijke demonstranten bij het gebouw van de journalistenvakbond aangerand en verkracht door politie in burger en leden van de partij van (toen nog) president Mubarak.  Voor het eerst werden activistes op dergelijke brutale en schaamteloze manier aangepakt, bij daglicht en midden in het stadscentrum. Deze gebeurtenis zorgde voor een schokgolf en verhoogde de (inter)nationale aandacht voor het thema.  Kort erna, in 2006 vonden er  groepsaanvallen plaats op vrouwen tijdens het Suikerfeest na de Ramadan. Niet alleen politieke bijeenkomsten, maar ook feestdagen werden momenten van verhoogde alertheid voor vrouwen.

In deze periode begon een aantal NGOs zich te verzetten tegen seksueel geweld en intimidatie (Egyptian Center for Women’s Rights, Harassmap,  Nazra for Feminist Studies) en na de revolutie volgden een aantal grassroots-initiatieven (I saw harassment, Basma, Bahya Masr, Tahrir Bodyguard, Against Harassment). Deze begonnen deze problematiek te documenteren en publieke campagnes te voeren. Volgens deze organisaties is een van de grootste problemen dat de kwestie wordt weggewuifd of gewoonweg niet geloofd. Getuigenissen verzamelen en zich uitspreken tegen seksuele intimidatie en geweld is daarom op dit moment van cruciaal belang voor veel feministische/politieke  activisten.  Voor Mariam Kirollos, activiste bij OpantiSH, is het stijgend aantal publieke getuigenissen en veroordelingen na de revolutie een van de belangrijkste punten van vooruitgang.

Internationale solidariteit?

Het vestigen van aandacht op deze problematiek vanuit het Westen is een minder groot probleem. De internationale pers neemt het thema zeer gemakkelijk over en geeft NGOs en activisten vaak het woord.  Sommige activisten omarmen dit situatie en doen een expliciet beroep op internationale solidariteit. Op 12 februari 2013 werd bijvoorbeeld door Egyptische groepen opgeroepen om wereldwijd bij ambassades te demonstreren tegen “seksueel terrorisme in Egypte”, naar aanleiding van de brute aanvallen op vrouwen op het Tahrirplein tijdens de tweede herdenking van de revolutie. Het feit dat de staat zich expliciet onttrekt aan haar plicht om burgers te beschermen en aankondigde dat demonstranten op het plein geen bescherming zouden krijgen, duwt activisten in de richting van de internationale gemeenschap en mensenrechtenorganisaties.

Dit blijft niet zonder problematische gevolgen. Het risico om te vervallen in de bekende tegenstelling tussen ‘onze’ verlichte, zogezegd vrouwvriendelijk landen en de barbaarse realiteit elders schuilt om de hoek. Het uiten van grote verontwaardiging door het Westen en een harde veroordeling van dit geweld wordt soms gezien als een teken van onze eigen superieure positie, bijvoorbeeld door CNN-journaliste Nina Burleigh. Hierbij is niet alleen het probleem dat deze verontwaardiging vaak selectief is en blind voor het bestaan van geweld en discriminatie in eigen land, maar vooral ook dat ze makkelijk kan worden  misbruikt: uithalen over geweld tegen vrouwen in het Midden-Oosten is een bekende en succesvolle manier om steun te mobiliseren voor politieke controle en interventie, met de VS-invasies in Afghanistan en Irak en legio situaties in de koloniale periode als bekende voorbeelden.

In een poging om gevolg te geven aan dergelijke verontwaardiging ligt in het Amerikaanse Congres  op dit moment een International Violence Against Women Act op tafel. Als deze goedgekeurd wordt, zou dit betekenen dat bestrijding van gendergerelateerd geweld een centrale component wordt in het officiële buitenlandbeleid van de VS en ontwikkelingshulp van USAID. Dit lijkt vanuit feministisch standpunt op het eerste gezicht een lovenswaardige evolutie – het willen verminderen van geweld tegen vrouwen wereldwijd kan toch alleen toegejuicht worden? Toch mag niet voorbijgegaan worden aan de aard van het politiek project van waaruit dit initiatief vertrekt. Wat betekent het concreet als het officiële Amerikaanse buitenlandbeleid geweld tegen vrouwen wereldwijd wil tegengaan?

Hoe zal deze “hulp” in landen en samenlevingen die de VS verachten vanwege hun buitenlandse politiek worden ontvangen? Wat betekent het om landen die wereldwijd een verstikkende neoliberale politiek doorduwen toe te laten om dergelijke complexe interne problemen aan te pakken? De kans is groot dat dergelijke hulp niet alleen niet  wordt aanvaard, maar zelfs actief wordt bestreden omdat men geen inmenging in interne zaken wil. Vanuit postkoloniaal feministisch standpunt moet de vraag gesteld worden naar de machtsverhoudingen en rolverdelingen die hier aan het werk zijn: moeten en kunnen Egyptische vrouwen inderdaad van geweld verlost worden door Amerikaanse mannen en vrouwen? Het organiseren van werkelijke solidariteit blijkt een complexe aangelegenheid. Van primordiaal belang voor deze solidariteit, lijkt me, is om te luisteren naar activisten uit de postkoloniale landen zonder blind te zijn voor de politieke-economische projecten waarbij men onvermijdelijk betrokken raakt.

An Van Raemdonck, PhD-student Vergelijkende Cultuurwetenschappen aan de Universiteit Gent.