IslamWest

God Save America!

By Friday 25 September 2009 No Comments

UIt: Eutopia 9-December 2005

Waarom maakt Amerika zulke sterke emoties los? Zijn die gevoelens rationeel?

Er zijn op de wereld miljoenen mensen die Amerika haten. De terreur-campagnes tegen Amerika in het algemeen en de verschrikkingen van 11 september in het bijzonder zijn een rechtstreeks product van die haat. De afschuwelijke foto’s van gemartelde onschuldige Irakezen in de Abu Ghraib gevangenis hebben die haat alleen maar aangewakkerd. En het zijn niet alleen Irakezen, Afghanen of terroristen die Amerika haten.

In Zuid-Azië, Zuid-Korea en Latijns Amerika is de afkeer van dat land nog nooit zo groot geweest. In vele delen van Europa, vooral in Frankrijk en Duitsland, bestaat tegenwoordig een wijdverbreide weerzin tegen Amerika. In buurland Canada kreeg een van de jongere ministers de publieke opinie op haar hand door president Bush een ‘imbeciel’ te noemen. In een wereld waar bijna alles relatief en veranderlijk is, lijkt de haat tegenover Amerika universeel en de enige constante.
Waarom maakt Amerika zulke sterke emoties los? Zijn die gevoelens rationeel? Naar mijn mening is de krachtige antipathie niet eenvoudig een gevolg van het Amerikaanse buitenlandse beleid. Noch is die sterke afkeer louter een gevolg van de wijze waarop dat land de rest van de wereld zonder consideratie tegemoet treedt. Een dieperliggende reden voor die antipathie heeft te maken met het feit dat Amerika de traditionele argumenten voor het handelen van God op zichzelf betrekt en ze zelfs helemaal heeft toegeëigend. Die argumenten werden altijd gebruikt om het bestaan van God te rechtvaardigen, maar tegenwoordig is men wereldwijd van mening dat zij in de ogen van Amerika zijn gaan fungeren als een rechtvaardiging van het eigen handelen.
Het gaat in dit verband om vier argumenten. In het eerste, kosmologische argument voor God, oorspronkelijk ontleend aan Aristoteles, wordt God beschreven als de oorzaak van alles. In plaats van God is Amerika nu de oorzaak van alles geworden. De aanwezigheid van de VS is voelbaar in iedere uithoek van de wereld. Het buitenlandse beleid van dit land heeft voor ieder van ons bepaalde consequenties. Er lijkt niets te gebeuren zonder de toestemming van Amerika. Alleen Amerika kan het conflict tussen Palestina en Israël oplossen; alleen interventie van Amerika kan tot een soort van oplossing tussen India en Pakistan over Kasjmir leiden; en alleen Amerika kan besluiten of ‘de wereld’ Irak wel of niet moet aanvallen. Zonder de Amerikaanse ratificatie is het Kyotoverdrag over de uitstoot van kooldioxide niet eens het papier waard waarop de verdragstekst geschreven staat. Moet de Amerikaanse economie een keer hoesten, dan vat de rest van de wereld een economische kou.
Wat dit betekent, is dat Amerika niet langer een conventionele supermacht is. Het is de eerste hypermacht in de geschiedenis: haar militaire slagkracht is groter dan die van alle historische imperia samen; het bereik ervan omvat de hele wereld en het land heeft bovendien een stevige greep op mondiale instellingen zoals het IMF en de WHO; en in de kleinste vertakkingen komt men haar cultuur overal ter wereld tegen. Amerika heeft niet alleen het heden gekoloniseerd (zoals het Romeinse, Britse of Spaanse rijk dat deden), maar ook de toekomst en wel op uiterst concrete wijze.

De kosmologische dominantie van Amerika strekt zich uit over ruimte en tijd als één geheel. Het land herschrijft momenteel de geschiedenis, verandert de essentie van het leven (onze genetische structuur), wijzigt weerpatronen, koloniseert de ruimte en transformeert de evolutie. Gezien dit kosmologische bereik komt het nauwelijks als een verrassing dat haar arrogantie evenredige proporties heeft aangenomen. Het is geen toeval dat de war on terrorism oorspronkelijk operatie infinite mercy (oneindige goedheid) werd genoemd! Maar de rest van de wereld is verontwaardigd dat op mondiaal niveau Amerika de eerste oorzaak der dingen is geworden en naar eigen inzicht beschikt over het lot van anderen.
Het tweede argument is ontologisch. De ontologische redenering voor het bestaan van God, toegeschreven aan Sint Anselmus, gaat ongeveer als volgt: God is het meest perfecte wezen, het is perfecter om te bestaan dan om niet te bestaan, en derhalve bestaat God. Op grond van ontologische redeneringen kan men afleiden dat iets bestaat, doordat concepten zich op een bepaalde manier tot elkaar verhouden.

Goed en kwaad verhouden zich tot elkaar als tegenstelling. Als dus het kwaad bestaat, moet het goede bestaan. Amerika verhoudt zich tot de wereld op grond van deze ontologische logica: aangezien ‘terroristen’ het ‘kwaad’ vertegenwoordigen, moet Amerika wel het goede en deugdzame vertegenwoordigen. De conceptie van de ‘as van het kwaad’ maakt van de VS automatisch de ‘as van het goede’. Het gaat hierbij niet slechts om een binaire tegenstelling: het ontologische element, de aard van het Amerikaanse zijn, maakt dat Amerika louter goed en deugdzaam is. Het is dan nog maar een kleine stap om aan te nemen dat jij de uitverkorene bent van zowel God als de Geschiedenis. Hoe vaak hebben we Amerikaanse leiders niet horen zeggen dat God aan hun kant staat; of dat de Geschiedenis Amerika heeft opgedragen om in te grijpen?
De ontologische goedheid van Amerika is een hoeksteen van de mythes rond het ontstaan van dat land. Amerika is bij uitstek een samenleving van immigranten. En immigranten hebben één ding gemeen: zij weten allemaal dat het land dat zij uit politieke, economische of maatschappelijke motieven hebben verlaten afkeurenswaardig is. Zij zijn erin geslaagd aan een verachtelijke omgeving te ontsnappen om in een kale verlatenheid – in ‘the last best hope of mankind’, zoals Lincoln het noemde – opnieuw te beginnen en te bouwen aan een nieuwe samenleving. Zij konden slagen omdat zij het recht, de deugd, God en de Geschiedenis aan hun zijde hadden. Voor de founding fathers was het recht van de nieuwe staat op het bezit en het in bezit nemen van ‘maagdelijk land’ – met inbegrip van de aanspraak op rechtschapenheid, het zelfbeeld van algehele onschuld en het gebruik van geweld als een verlossende rechtshandeling op basis waarvan de Amerikaanse beschaving wordt zeker gesteld en vooruit gedreven – een integraal bestanddeel van Amerika als idee.

Sindsdien lijkt deze natie niet in staat om in zichzelf iets slechts te ontdekken, niet in haar buitenlandse beleid, het gedrag van haar ondernemingen of haar leefstijl. Zelfs de recente schandalen bij Enron en Worldcam konden dit zelfgeloof niet aantasten. En ondanks de schertsvertoning bij de presidentiële verkiezingen van 2000 beschouwt men de eigen Amerikaanse democratie nog altijd als een apotheose van het menselijke streven.
Mensen die ontologisch goed zijn, hebben voortdurend bevestiging van de eigen goedheid nodig. Dit verklaart waarom Amerika altijd een demonische Ander nodig heeft. Zonder zo’n geconstrueerde Ander is het land incompleet. De huidige demon is uiteraard de islam. Maar Amerika heeft altijd de Ander als het kwaad in het leven geroepen om militaire interventies te rechtvaardigen. Als het ‘imperium van het kwaad’ niet de Sovjet-Unie is, dan zijn het wel ‘de communisten’ in Korea of Vietnam, of de ‘linkse revolutionairen’ in Latijns Amerika. Is het niet Iran of Irak, dan is er wel een ‘as van het kwaad’. En het kwaad leeft altijd ergens anders, komt van buiten en woont nooit in de VS zelf.
Het derde argument is existentieel. Zoals God, bestaat Amerika in, voor en door zichzelf. Nergens op de wereld kan men om het feitelijke bestaan van de VS heen, nog los van of men dat wil of niet. Voor Amerika bestaat er echter geen ander belang dan het eigenbelang. De belangen, behoeften, verlangens en bekommeringen van alle landen, alle mensen en zelfs van onze planeet zijn ondergeschikt aan die van de VS – aan het comfort en het consumptiepatroon dat past bij de Amerikaanse leefstijl. Vandaar dat Amerikanen er geen probleem van maken dat zij de grondstoffen van de wereld door hun consumptiecultuur uitputten, dat zij voor zichzelf uitzonderlijk goedkope benzine opeisen en dat zij een enorme variëteit aan goedkoop voedsel krijgen aangeleverd.

Voor Amerika bestaat immers alleen Amerika. Als het Kyotoverdrag te veel beperkingen aan Amerikaanse bedrijven oplegt, wordt het terzijde geschoven. Als het nucleaire non-proliferatieverdrag nadelig is voor het Amerikaanse strategische verdedigingsinitiatief, dan wordt dat verdrag gewoon genegeerd. Als een internationaal hof een zaak tegen burgers van de VS zou willen beginnen, dan wordt dat eenvoudig ondermijnd. Als Amerikaanse boeren om subsidies schreeuwen, wie maakt zich dan nog druk om de WHO-regels en afspraken die onder druk van de VS zelf aan de rest van wereld werden opgelegd?
Deze aanmatigende houding komt goed tot uitdrukking in het feit dat toen vrijwel alle wereldleiders deelnamen aan de Earth Summit van 2002 in Johannesburg, president George Bush op vakantie was, bezig met een spelletje golf in Texas. Echter, zelfs vanaf zijn ranch was hij in staat een veto uit te spreken over een weinig omstreden kwestie die tijdens de bijeenkomst aan de orde kwam: dat in 2015 de armen van de wereld kunnen beschikken over veilig drinkwater en een rioleringssysteem. De rest van de wereld, inclusief alle Europese landen, was zich ervan bewust dat vuil drinkwater en een slecht rioleringssysteem de belangrijkste oorzaken zijn van ziekte en dood en wilde de overeenkomst maar al te graag tekenen. Het verzet van Amerika leidde echter tot het mislukken ervan. De rest van de wereld wilde bovendien arme landen in staat stellen om zich te ontwikkelen en ze de beschikking geven over een aantal hoognodige generieke geneesmiddelen voor ziektes zoals HIV/AIDS, kanker en cholera. Maar Amerika, niet bereid om miljarden levens te redden en de winsten van haar farmaceutische bedrijven in gevaar te brengen, sprak bij de WHO-onderhandelingen over dit voorstel haar veto uit.
Op deze arrogante wijze ziet Amerika zichzelf als de wereld en de wereld als Amerika. Het domein van God is nu het domein van Amerika. Is het dan verwonderlijk dat godvrezende mensen op deze planeet verontwaardigd zijn?
Het vierde en laatste argument heeft betrekking op hoe men de dingen definieert. Binnen het godsdienstige denken heeft alleen God de macht om te bepalen wat goed en slecht is, en wat deugdzaam is en wat niet. Maar in de wereld van vandaag is Amerika het land dat de zaken dicteert. Amerika bepaalt tegenwoordig de betekenis van ‘vrije markt’, ‘internationaal recht’, ‘mensenrechten’ en ‘persvrijheid’; Amerika maakt uit wie een ‘terrorist’ of ‘fundamentalist’ is, en wie of wat gewoon evil is. Deze definities worden aan de rest van de wereld, inclusief Europa, opgedrongen, waardoor de andere landen Amerika alleen nog kunnen volgen.
Al dit soort definities zijn bovendien afhankelijk van de context en veranderen zodra het Amerikaanse eigenbelang dat vereist. De sharia (het zogenaamde ‘islamitische recht’) is bijvoorbeeld barbaars en onmenselijk in Soedan, dat een duidelijk anti-Amerikaans beleid voert, maar humaan en aanvaardbaar in Saoedi-Arabië, dat fanatiek pro-Amerikaans is. Niet alle ‘terroristen’ zijn terroristen: Amerikaanse terroristen zoals de Oklahoma-bomber Timothy McVeigh worden in Amerikaanse rechtbanken berecht, maar niet-Amerikaanse terroristen staan terecht in speciaal opgerichte militaire rechtbanken. De strijd van de moslims in Oost-Turkestan tegen China is een ‘mensenrechtenkwestie’, maar die van de Tsjetjeense moslims tegen Rusland zou niks met mensenrechten te maken hebben (ook al vormen zij in zowel Tsjetjenië als Oost-Turkestan de meerderheid en streven zij allebei naar onafhankelijkheid).

Het universele principe van de ‘persvrijheid’, waarover men hoog opgeeft, krijgt een vergelijkbare behandeling. Als het om andere landen gaat, geldt persvrijheid als een universeel imperatief. Blijkt het echter te leiden tot kritiek op Amerika, dan is het ineens een gevaarlijke waarde. In dit verband heeft de VS er alles aan gedaan om te voorkomen dat het vanuit Qatar opererende Al-Jazeerah, het enige onafhankelijke satelliettelevisiestation in de Arabische wereld, vanuit Afghanistan uitzendingen verzorgde. Qatar werd enorm onder druk gezet om Al-Jazeerah ‘te beteugelen’ en uiteindelijk werd het kantoor in Kabul gebombardeerd.
De macht van Amerika om de dingen te bepalen heeft twee andere belangrijke bestanddelen. Amerika is de verhalenverteller van de wereld: door middel van Hollywoodfilms en televisieseries geeft Amerika een bepaald beeld van zichzelf en geeft zij bovendien een beeld van de rest van de wereld aan de rest van de wereld. Die verhalen zijn grotendeels op eigen ervaringen gebaseerd en als zij al aan andere culturen zijn ontleend, worden zij van een Amerikaans sausje voorzien. Aldus ziet de rest van de wereld zichzelf in Amerikaanse films en televisie zoals Amerika hen ziet, of op de manier zoals Amerika hen wil tonen.

De buitenlander in de mondiale Amerikaanse media, in zowel het nieuws als het populaire entertainment, is dus altijd een pastiche van banale stereotypen omdat Amerika zo over de rest van de wereld denkt. Stereotype representatie blijft echter niet beperkt tot Hollywood of de media; het vormt ook een integraal onderdeel van de kennisindustrie. Zo worden andere mensen en culturen constant in een hokje gestopt – op tv en in dagbladen, in tijdschriften, films, studieboeken, wetenschappelijke bladen, expertadviezen – en hun identiteit en humaniteit worden regelmatig gecompromitteerd. De macht om op deze wijze anderen in termen van Amerikaanse percepties en belangen te definiëren leidt vaak tot demonisering van hele groepen mensen. Zo ziet men de Arabier als ‘fundamentalist’, doet degene die vraagtekens zet bij de controle van Amerikaanse bedrijven over de wetenschap aan ‘antiwetenschap’ en is degene die kritiek heeft op het Amerikaanse buitenlandse beleid ‘moreel bankroet’, ‘nihilistisch’ of ‘een idioot’.
Wat dit alles betekent, is dat Amerika zich nu gedraagt alsof zij God was. Zij heeft een God-achtige aanwezigheid in de wereld, en overspoelt die wereld overigens met junkfood en andere culturele rommel – van McDonald’s tot Hollywood en popmuziek. De rest van de wereld, vooral het niet-Westen, verarmt met de dag, zowel in concrete zin als in cultureel opzicht. De plaatsen waar men anders kan zijn – anders dan Amerika – zijn snel aan het verdwijnen, terwijl Amerika bovendien voortdurend met twee maten meet. Het wekt dan ook geen verbazing dat vooral in de afgelopen jaren de haatgevoelens tegenover Amerika zich als een lopend vuurtje over de wereld hebben verspreid.
De werkelijke vraag bij dit alles is waarom de overvloed aan bewijs er niet toe leidt dat de publieke opinie in Amerika in beweging komt. Waarom ondanks alle bewijs Amerikanen weigeren om hun levensstijl ter discussie te stellen en weigeren om de verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de wijze waarop hun ondernemingen zich gedragen en hun regering in hun naam te werk gaat. Waarom slagen kritische stemmen er niet in om invloed uit te oefenen op het Amerikaanse beleid of om het publieke debat te sturen, om nog maar niet te spreken van het teweegbrengen van echte veranderingen? Waarom hebben bijvoorbeeld de foto’s uit de Abu Ghraib gevangenis nauwelijks iets losgemaakt bij het Amerikaanse publiek? Dit is het werkelijke raadsel waarover Amerikanen eens goed moeten nadenken – zowel in het belang van henzelf als in het belang van ieder ander.

Ziauddin Sardar

Ziauddin Sardar

Writer and broadcaster, describes himself as a ‘critical polymath’. He is the author of over 40 books, including the highly acclaimed ‘Desperately Seeking Paradise’. He is Visiting Professor, School of Arts, the City University, London and editor of ‘Futures’, the monthly journal of planning, policy and futures studies.

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.